Tag: klimaat

Het waaide opwindend

sandy

Sandy beheerst al een paar dagen het nieuws. Zij is een baldadige orkaan die aan de overkant van de oceaan wind zaait en storm oogst.

De televisie toonde gisteren beelden van hoe men zich daarginds op haar komst voorbereidde. Zo zagen we een huis waarvan alle vensters op vakkundige wijze gebarricadeerd waren. Het borstelde een glimlach op mijn gezicht. In weerwil van de dramatische omstandigheden had men het immers bestaan om de houten schutten van een aan Sandy gerichte boodschap te voorzien. “Go away, Sandy!” stond er in niet mis te verstane oorlogsletters en zelfs het uitroepingsteken was niet vergeten, al had het kennelijk niet veel gescheeld.

Volgens de laatste berichten heeft Sandy zich niets van die vermaning aangetrokken. Ze is haar eigengereide gang gegaan en liet een spoor van dood en vernieling in haar kielzog achter.

Sandy is ondertussen al enigszins bekoeld. Ze is geen orkaan meer, maar een ordinaire storm die eerlang de oceaan zal oversteken. Het zou me niet verbazen als ze niettegenstaande haar aftakeling binnen afzienbare tijd in onze contreien alsnog wat stof doet opwaaien. En bladeren. Vooral bladeren.

Gesneuveld

Gisteren stijfde de wind aan tot een halve storm en als de bomen nog in blad staan, heeft dat meestal gevolgen. Een van de exemplaren die mij toebehoren is dan ook onder het geweld bezweken. Ik heb hem met veel geruis van takken en een doffe plof horen neerkomen. Nu ligt hij daar aan de rand van het bos, geveld, ontworteld, wachtend op de onverbiddelijke kettingzaag. Hij biedt een zielige aanblik, vind ik, maar ik ben nu eenmaal licht ontroerbaar en een makkelijke prooi voor een veel te groot inlevingsvermogen. Als niemand me gadeslaat, durf ik weleens een boom te knuffelen. Ik heb even met de gedachte gespeeld om een eenvoudige dodenwake voor hem te houden, maar dat zou natuurlijk belachelijk zijn. Sommige mensen vragen zich nu al af wat ik geslikt heb.

Zo’n herfststormpje is nog altijd beter dan een cycloon of een tornado. Dat zijn pas destructieve fenomenen. Het zal misschien vreemd overkomen en ik heb er ook niet direct een verklaring voor, maar ik zou nochtans dolgraag een keer zo’n tornado in het echt zien. Natuurverschijnselen boeien mij mateloos, al boezemen ze me soms ook angst in, zoals bijvoorbeeld de bliksem, of vuurspuwende bergen. Het aanschouwen van een wervelwind, vanaf een veilige plaats welteverstaan, prijkt evenwel hoog op mijn verlanglijstje.

Ik zal me straks eens op internet begeven, om uit te vogelen of er soms tornadojagers bestaan die me een keertje willen meenemen op hun barre tocht.

Als dat maar goed afloopt.

Waar is de kluts?

Ik was op bezoek bij vrienden en daar zat ik in een vleesetende fauteuil van een blonde rakker te genieten … eh … ik bedoel vanzelfsprekend een pilsje. Een mens moet vandaag de dag danig op zijn woorden letten.

De televisie stond aan en vertoonde uitslovers die harder liepen en hoger of verder sprongen dan nodig was. Sommigen noemen dat atletiek. We besteedden net zoveel aandacht aan het scherm als aan het ruitje van een wasmachine waarachter een bonte was draait, want we voerden een heel interessant gesprek. We hadden het namelijk over magere melk, waarvan mijn vriend vond dat het water was waar men eventjes een uier overheen gezwaaid had. Ik was nog bezig een lach te verstrekken toen de vrouw des huizes plots overeind schoot en ijlings de kamer verliet, krijsend dat haar was nog buiten aan de lijn hing.

Op de televisie was het plots zeer doeltreffend beginnen regenen. We kregen de tijd niet om haar te vertellen dat het sportstadion in kwestie zich in een ver buitenland uitstrekte en dat we er bij ons nog steeds mooi weer bij hadden, maar dat ondervond ze aan den lijve, want niet veel later keerde ze terug met de ietwat laconieke mededeling dat de zon nog volop scheen en dat een mens op den duur helemaal de kluts zou kwijtraken.

Maartse buien

Het overkomt me slechts zelden, maar gisteren had ik toch even een dip. Ik was mijn bed nog niet uit of ik voelde me al misselijk. Aangezien ik onmogelijk zwanger kon zijn, maakte ik me niet meteen zorgen en begon met de vervelende rituelen die men iedere ochtend moet verrichten.

Het tandenpoetsen had kotsen tot gevolg en van deze hoogst onaangename bezigheid kreeg ik dan weer hoofdpijn. Er stak een licht onbehagen in me op, dat snel in regelrechte humeurpijn uitmondde toen mijn ongesteldheid niet van voorbijgaande aard bleek te zijn. Ik doe er alles aan om mijn overlevingstocht door het bestaan gestroomlijnd te laten verlopen. Als er een hindernis opduikt die me met het rottige gevoel van machteloosheid opzadelt, kan ik daar bepaald lastig van worden.

Ik vermeldde hier al eerder dat ik als kind een aantal keren in de lappenmand lag. Allicht daardoor heb ik een heftige afkeer van de medische sector en alles wat daarmee verband houdt: ziekenhuizen, artsen, naalden … ja, zelfs ondersteekbekkens. Bovendien is het zo dat ik wat hypochondrische trekjes vertoon. Zowel mijn moeder als mijn vader zijn in de fleur van hun leven op een dag wat ziekjes opgestaan en dat bleek telkens de voorbode van een ernstige kwaal, die ze geen van beiden overleefden. In mijn geval stemt dat alleszins tot nadenken als ik me wat dun voel.

Rond een uur of vier was ik op mijn lappen. Ik voelde me opnieuw zo fit als een hoen. Het leven dreigde weer leuk te worden. Ik had er alvast weer goeie zin in en begon van de weeromstuit plannen te smeden: ik zou me vandaag, zaterdag, in alle vroegte naar ons binnenlandse buitenland ─ de Ardennen ─ begeven, teneinde daarginds een fikse wandeltocht te ondernemen en me aldus van de winterse dufheid te ontdoen.

Ik ben vanmorgen om vijf uur opgestaan, schoof de gordijnen open … De lente trilde niet in de lucht. Men smeet zelfs regen tegen de ruiten.
“Ach, krijg de kanker!” wenste ik de weergoden een ongeneeslijke ziekte toe en ik bleef thuis.

Het is bijna tien uur. Ik zit aan mijn bureau en heb dit stukje geschreven. Verder liet ik de morgen wat voorbijkuieren, of eigenlijk niet helemaal, want ik heb een goed voornemen gemaakt: als ik buitenshuis wat wil gaan doen, zal ik voortaan eerst even het weerbericht raadplegen. Inderdaad, het verstand komt niet voor de jaren.

Niet waait, niet wind

Gisteren woedde er een zuidwesterstorm en men voorspelt dat de wind vanavond opnieuw tot stormkracht zal aanstijven. Ik moet bekennen dat ik bij zo’n weer behoorlijk in de piepzak zit en danig op mijn qui-vive ben.

Voor jullie me ietwat meewarig als een schijtlijster bestempelen, wil ik toch graag even meegeven dat ik een bos woon en dat er vlak naast mijn optrekje een paar majestatische kleppers van bomen verrijzen. Als die besluiten er de brui aan te geven, door te kapseizen en me letterlijk op het dak vallen, is het gebeurd met de koopman. Dan zal mijn onder het natuurgeweld verpletterde huisje vermoedelijk tijdens het televisienieuws op jullie scherm verschijnen, terwijl mijn katten op deerniswekkende wijze een lijkwagen nakijken, die langzaam over de oprijlaan schrijdt en mij naar het dorp van de eeuwige vakantie transporteert …

In bestsellende trilogieën zoals bijvoorbeeld ‘En eeuwig klotsen de bossen’ voert men winden op die vertederd de boomhoofden aaien, ruisen de dennen vaak op romantische wijze en suizelt er weleens een avondkoeltje door het lover. In mijn biografie zal de wind … even pauzeren voor het dramatisch effect … in regenjas over de poldervlakte razen, zich dan met een loeiende spotlach op de bomen die mij omsingelen storten, door de weeklagende kruinen zwabberen terwijl je mijn reet als doppenwipper kunt gebruiken.

Ik kan alleen maar afwachten, bidden in vele talen en hopen dat ik morgen geen nieuwsitem zal zijn.

Hoe sterk is de eenzame fietser?

Hoewel de zon slechts dunnetjes stond te schijnen en nu en dan zelfs over een wolk struikelde, besloot ik het er toch op te wagen. Als een volleerd ruiter zwiepte ik mijn kont op het zadel en gaf de aftrap van een fietstocht doorheen het oprukkende najaar. De route die ik uitgestippeld had, kronkelde zich vaak als een aal in doodsnood onder de pathetische gewelven van zwaar en oud geboomte, dat getooid was met kruinen waarin de herfst vlamde.

Ik was ongeveer tien kilometer van huis toen de hemel plots aan het kruien ging. In hevig gedrang kwamen zware wolkenpakken aanzeilen en binnen de kortste keren regende het snoeihard en zeer doeltreffend. Ik kon nergens schuilen en het duurde dan ook niet lang of ik maakte een zeer verzopen indruk: mijn anders zo jolige haardos hing in bespottelijke slierten langs mijn gezicht; mijn regenkleding bleek niet bestand tegen al dat zwalpende water; mijn broekspijpen flapperden als kleddernatte zeilen rond mijn benen en mijn voeten waren drenkelingen in hun schoenen.

Tot overmaat van ramp kwam ik dan ook nog met panne te staan, want het versnellingsapparaat haperde even en daardoor liep de ketting uit de rails. Terwijl ik op habberdegriekse wijze bezig was mijn handen aan dat ding te bevuilen, reed er een enorme tractor met oplegger voorbij. Met driest geweld doorkruiste die een plas en ik kreeg al de opspattende modder over me heen. Ik zag eruit alsof ik onder een steen vandaan kwam.

Terug thuis had ik bijna een uur nodig om me enigszins op te kalefateren en terwijl ik dat deed, nam ik een kloek besluit: het zou één keer en nooit weer zijn! De herfst kan me voortaan de moord pruimen!