Tag: huishouding

Die neergedaald is ter helle …

Een vraag die vrijwel iedere dag tijdens de ochtenduren door mijn schedel waart, is: Wat zal ik vanmiddag eens eten? Meestal heb ik er geen moeite mee om een keuze te maken, want ik ben met weinig tevreden. Ik nam me voor om me vandaag aan een frietje met stoofvlees en met mayonaise gefatigeerd witlof te verlustigen.

Toen de frituurpan aangaf dat ze er klaar voor was en ik aanstalten maakte om er mijn patatjes aan toe te vertrouwen, daalde er uit de afzuigkap plots een grote trilspin neer en dat stupide mormeltje dook regelrecht de hete olie in, hetgeen niet meer dan een nauwelijks hoorbaar sisgeluidje teweegbracht. Ik stond erbij en ik keek ernaar.

Ik heb vanmiddag derhalve geen frieten gegeten. In plaats daarvan heb ik enkele aardappelen gekookt. Straks zal ik de olie verversen. Het valt met geen woorden te beschrijven welke gloeiende siroophekel ik aan dat klusje heb. Bah, wat een gekleuter, om van het geklieder nog te zwijgen.

Volgens een hardnekkig broodjeaapverhaal zou ieder mens jaarlijks vier tot acht spinnen verorberen tijdens zijn slaap. Doe mij dan maar een gefrituurd exemplaar.

Slechte manieren

airwickOnlangs heb ik drie automatische luchtverfrissers van Airwick Freshmatic gekocht. Als je die ieder voor zich en elk apart voorziet van twee batterijtjes en een spuitbus, produceren ze met geregelde tussenpozen ─ je kan dat instellen ─ een zuchtend, ja bijna proestend geluid als een hefboomsysteem in werking treedt en een wolkje parfum verstuift. Airwick beschrijft het als volgt: er wordt een explosie van heerlijke geuren verspreid door het vertrek. Mij best, al vind ik explosie toch een beetje overdreven.

Mijn toestellen staan opgesteld in het woongedeelte, in de badkamer en in mijn bureau. Om het halfuur ─ dat is de spaarstand ─ geven ze zich over aan de explosie van heerlijke geuren waarvan hierboven sprake was. De keuze aan parfums is legio, maar mijn voorkeur gaat uit naar een lekker luchtje uit het gamma Exotic Inspiration, ofte odeurs die, alweer volgens Airwick, geïnspireerd zijn door de rijkdom van de natuur, meer bepaald de blauwe klaproos uit de Himalaya. Nu ben ik in mijn leven één keer in de buurt van de Himalaya geweest, maar die blauwe klaproos heb ik daar niet gezien of geroken. Wel integendeel! Ik was in Kathmandu, de hoofdstad van Nepal, en daar stonk het niet te min … maar ik dwaal af, omdat ik daar goed in ben en eigenlijk niets liever doe.

Zoals ik al schreef laten die luchtverfrissers op gezette tijden een zuchtend, of zelfs proestend geluid horen. Aangezien ik het kluizenaarschap aankleef en dientengevolge geregeld op de rand van de eenzaamheid balanceer, ben ik dat geluid beginnen imiteren en beantwoorden. Alleen zijn doet wat met een mens. Telkens als een van die toestellen in mijn aanwezigheid van zich laat horen, laat ik me niet onbetuigd en dien ik het van weerwoord. Het is weer zo’n aanwensel van me ─ in West-Vlaanderen noemen we dat een ipnimsle, in Vlaanderen algemeen een opneemsel, maar die dikke van Van Dale weigert halsstarrig om dat achterlijke Vlaamse woord te vermelden ─ en met een hebbelijkheid stoor je niemand als je in je eentje woont, maar …

… op dit moment woon ik niet alleen, want het leven heeft me met een buitenlandse logeergast opgezadeld en gisteravond keken we samen televisie.
“Zit jij nu naar me te spuwen?” vroeg hij opeens.
Toen de luchtverfrisser stoom afliet, had ik bijna automatisch en alleszins onwillekeurig hetzelfde gedaan.
Ik gaf mijn huisgenoot tekst en uitleg en hij schudde meewarig het hoofd. Dat hij maar gauw vertrekt, zodat ik ongestoord mijn gang kan gaan.

Hoe Brugge in het water viel

Ik was gisteren van plan om met mijn tijdelijke huisgenoot een bezoek aan Brugge brengen, dus bevond ik me rond halftien in de badkamer, teneinde er de laatste hand aan mijn opsmuk te leggen. Terwijl ik krachtdadig in de weer was met flessen, potten en tubes vol heerlijke balsems, crèmes, gels, lotions, poeders en parfums doofde plots de lamp boven mijn hoofd.
“Krijg nu tieten!” foeterde ik. “Die ledlampen zouden toch een levensduur van twintigduizend branduren hebben? Die van mij is nog geen maand oud.”
Ik was nog bezig me te ergeren toen de deur een bedeesd geklop te verwerken kreeg.
“¡Adelante!” riep ik manhaftig, want de Vlaamse of Nederlandse varianten – Kom moa bin! of Kom binnen! – zouden Chinees geweest zijn voor mijn Spaanstalige logé.
“Je computer heeft opeens rare kuren”, vernam ik uit zijn mond. “Hij flikkert en hij piept …”

Er bleek in mijn woning wel meer te flikkeren en te piepen, want het overgrote deel van de stopcontacten en lichtschakelaars hapte naar adem, of beter gezegd naar stroom, terwijl een paar daar kennelijk geen last van hadden. Er was duidelijk een kink in de kabel ─ ik schreef bijna stront aan de knikker, maar ik wil het proper en welvoeglijk houden ─ dus telefoneerde ik naar de klantendienst van mijn distributeur, doorliep het onvermijdelijke keuzemenu en kon er, na het al even onvermijdelijke wachten met muziek, mijn verhaal kwijt aan het bereidwillig oor van een kostgangster der aardkloot.
“Ik kan een technicus naar u toesturen,” zei ze, “maar als het defect te wijten is aan de binneninstallatie, zal hij u doorverwijzen naar uw elektricien en zult u van ons wel een rekening van € 97,09 gepresenteerd krijgen voor de nutteloze verplaatsing.”
“Nu nog mooier!” protesteerde ik. “Hoe kan ik, in mijn hoedanigheid van leek die zelfs een beetje bang is van elektriciteit, in vredesnaam achterhalen waar de boel spaak loopt?”

Dat kon ze me vertellen. Ik diende achtereenvolgens de hoofdschakelaar, de verliesstroomschakelaar en alle zekeringen op het verdeelbord uit te zetten en vervolgens in dezelfde volgorde weer aan te zetten. Als ik dan nog geen stroom had, mocht ik haar terugbellen, want dan was er waarschijnlijk een fase uitgevallen en dat diende mijn distributeur te verhelpen.
Vijf minuten later hing ik weer aan de telefoon en ze beloofde om meteen een technicus te waarschuwen, die gegarandeerd binnen de twee uur te mijnent zou neerstrijken.

Ik begon meteen met verlengsnoeren en verdeeldozen te goochelen om de belangrijkste toestellen ─ koelkast, diepvries, Senseo, computer, telefoon, verwarming ─ in mijn woning van stroom te voorzien. Met onverholen bewondering sloeg mijn huisgenoot mijn bezigheden gade. Of was het verbazing en ongeloof? Als twee spinnen zaten we daarna in ons dradenweb op onze prooi te wachten. Er verstreek een uur. Er verstreken twee uren. Er verstreken drie uren. Er smeulde al enige tijd dreiging in mijn ogen en mijn mond begon op een sabelhouw te lijken. Er verstreken vier uren. Ik vloog op als buskruit, greep de telefoon, toetste met nijdige vingers het nummer in …

“Er is blijkbaar iets fout gelopen”, zei ze laconiek. “Ik informeer even bij dispatching.”
Dispatching! Dispatching?! Hebben ze daar geen Nederlands woord voor?! Opnieuw probeerden ze me met die vervloekte pokkenmuziek te paaien. Men kan me martelen met dat soort deunen.
“Over tien minuten zal onze technicus bij u zijn”, verzekerde ze me toen haar stem bij me terugkeerde.
“Ik hoop voor u dat het waar is”, sprak ik dreigende taal.

Het was waar. De technicus kwam. Eerst probeerde hij ons te imponeren met het manipuleren van wat meettoestellen en daarna verkondigde hij dat hij bij een verderop gelegen verdeelkast het euvel diende te herstellen. Dat kon wel een uurtje duren.

Om drie uur waren alle plooien eindelijk gladgestreken en konden we weer naar hartenlust over stroom beschikken. We hebben Brugge niet meer gezien …

… maar nu zijn we weg!

Snuffelalarm

Ik stond in de keuken tomaten te broeien toen er in de belendende woonkamer een alarmerend geluidje weerklonk: piep piep piep. Ik loosde een zucht en mopperde: “Batterijen zijn ook niet meer wat ze geweest zijn.”

Een kwartier later klom ik per trapleer naar de rookmelder, om die van een verse energiebron te voorzien. Amper zes maanden eerder had ik dat ook al gedaan, maar zoals ik al schreef: batterijen zijn niet meer wat ze geweest zijn.

Toen ik ’s avonds even mijn bureau binnenliep, om er wat kleine beroepsbezigheden te verrichten, stegen er opnieuw piepgeluidjes uit de woonkamer op.
“Kus nu mijn klooster!” riep ik. “Zal ik het lazarus krijgen?”
Ik klauterde opnieuw naar het lastige toestel, beroofde dat van zijn voeding, ging over tot de controle met een batterijtester en stelde vast dat het gevalletje nog over zijn volle capaciteit beschikte.
“Rookmelders zijn ook niet meer wat ze geweest zijn”, mopperde ik en ik besloot om die van mij voorlopig van zijn batterij te ontrieven en dus werkloos te maken.

Nog diezelfde avond hoorde ik weer die drie piepjes, maar omdat ik op dat moment televisie zat te kijken kon ik achterhalen waar die vandaan kwamen en waar ze ook de keren daarvoor ontstaan moeten zijn:  mijn televisietoestel. Dat vertoonde namelijk een boodschap van algemeen nut ten behoeve van de mucovereniging en dat filmpje maakte gebruik van het alarmerende piepgeluid. Zodoende ben ik voor de derde keer naar mijn rookmelder geklommen, om restitutie te doen.

Ze zouden het moeten verbieden dat er in reclamefilmpjes en boodschappen van algemeen nut geluiden weerklinken die in een huishouden gangbaar zijn. Ik heb bijvoorbeeld ook al enkele keren mijn voordeur opengezwaaid, omdat ik dacht dat er iemand bij me aanbelde, terwijl dat niet het geval was.

Nul, ik houd een bokje

Sinds jaar en dag hangt er een plafondventilator boven mijn schrijftafel. Mijn trouwe lezers zullen zich herinneren dat ik het ding wentelteefje heb gedoopt, waarschijnlijk in een vlaag van zinsverbijstering, of anders tijdens een poëtische opwelling. Tja, je bent normaal of je bent het niet. Bij het hittegolfje van enkele dagen geleden bood dit toestel evenwel weinig soelaas. Het teefje wentelde te traag om effect te sorteren en als ik de snelheid ervan verhoogde, fladderden al mijn paperassen in de rondte als waren het van een haas gepoepte vlinders.

Ik zou mijn woning van klimaatregeling kunnen voorzien – airconditioning in keurig Nederlands – maar dat kan mijn Bruintje niet trekken en als ik al over de nodige middelen beschikte, ben ik eigenlijk veel te gierig om die aan airco te spenderen. Nu ben ik weliswaar geen verlicht genie en zelfs geen wonder van intelligentie, maar evenmin een achterlijk ezelsveulen. Ik heb me dus even aan het denken gezet. Toen ik daarmee klaar was, voorzag ik de diepvries van een aantal petflessen met water. Toen die bevroren waren, haalde ik een vloerventilator uit de kast, zette die op een strategische plek in mijn bureau en plaatste een paar van die ijsflessen in de luchtstroming. Het wonder geschiedde. Het duurde niet lang of de temperatuur in het vertrek daalde met zo maar eventjes drie graden Celsius.

Het spreekt vanzelf dat ik buitengewoon fier was op mijn uitvinding, maar toen ik die aan internet wilde toevertrouwen, kwam ik tot de ontdekking dat tientallen anderen me voor geweest waren. Rijk zal ik er dus niet van worden. Beroemd evenmin. We blijven proberen.

Moet er nog … zout zijn?

Verleden jaar was het rondom mijn woning een paar keer zo glad, dat ik er nauwelijks in slaagde om te ontsnappen. De benenwagen en de fiets hielden het risico van een valpartij in, hetgeen ernstige gevolgen kan hebben, zoals ik aan den lijve mocht ondervinden. Ook mijn auto vond het nodig om lustig aan het patineren te gaan en dan heb ik het niet over de techniek om een verflaag een wat ouder aanzien te geven. In Vlaanderen, en zeker in de regio waar ik me ophoud, is patineren stilstaan met draaiende wielen, of de gemotoriseerde variant van ter plaatse trappelen. Toen ik dientengevolge het kloeke besluit nam om strooizout aan te schaffen, bleek dat product nergens meer voorradig te zijn.

Door schade en schande pleegt men wijzer te worden. Hoewel ik bezwaren heb tegen het pekelen van Moeder Aarde was ik er deze winter als de kippen bij om een voorraadje zout in te slaan. Al in november schafte ik me vijf zakjes van tien kilogram aan … en die liggen nu nog steeds onaangeroerd in de garage, want het is nog geen enkele keer glad geweest en ik heb zelfs nog geen geen enkel sneeuwvlokje uit de lucht zien ruizelen.

De winter is nog niet voorbij natuurlijk, maar ondertussen begin ik me toch al af te vragen of ik dat zout voor iets anders zou kunnen gebruiken. Misschien valt mijn tuin tijdens het voorjaar ten prooi aan een slakkenplaag. Dan heb ik in alle geval alles in huis om op alle slakken … Juist!

Naweeën

De kerstliederen zijn gekweeld, de heilwensen voor 2015 kwistig uitgesproken en ondertussen heb ik ook al mijn verjaardag gevierd, al lijkt gevierd me toch een beetje een overstatement.

We schreven zondag, gisteren, en ik bevond me in de aankomsthal van de luchthaven, waar ik op mijn bagage wachtte en bleef wachten, want mijn koffer was kennelijk niet met me meegereisd. Er stak een licht onbehagen in me op. Wat zeg ik? Ik ergerde me ongeveer een ongeluk en kweet me mokkend van de paperasserie die met dergelijk wissewasje gepaard gaat. Vervolgens spoedde ik me naar huis.

Toen ik de deur ontsloot en binnentrad, werd ik meteen besprongen door de jankende geluidjes van twee in ademnood verkerende toestellen. Mijn poespas ─ ik bedoel de persoon die tijdens mijn afwezigheid op mijn poezen past ─ had de deur van de diepvrieskast niet goed gesloten, waardoor de hele inhoud ontdooid was en derhalve rijp voor de vuilnisbak: een regelrechte wandaad voor iemand die nooit voedsel verspilt of weggooit. De kamerthermostaat van de centrale verwarming veroorzaakte het tweede alarm. De batterijtjes waren totaal uitgeput en stonden op het punt de geest te geven, zodat het apparaatje luidkeels gillend om hulp riep.

Niet veel later probeerde ik een document aan mijn printer te ontfutselen, maar het papier stremde en ik zat ruim een kwartier te kleuteren en te peuteren om dat euvel te herstellen. Toen ik er kort daarna ook niet in slaagde om het bedieningspaneel van mijn blog te bereiken, was ik helemaal ontworteld.
“Nu heb ik toch even een knuffel nodig!” riep ik en omdat er niemand aanwezig was om me die te verstrekken vervolgde ik: “Waar is mijn teddybeer?”

Zenuwpees

Mijn activiteiten – waaronder het bijhouden van Uilenvlucht – staan noodgedwongen op een laag pitje. Onlangs maakte ik hier melding van een euvel waaraan mijn woning mank ging, met name optrekkend vocht, en men is nu al drie dagen bezig met het behandelen van die kwaal. Dat veroorzaakt buitengewoon veel overlast, om van het lawaai nog te zwijgen, en als het nog even zo doorgaat, zal ik mezelf ongetwijfeld ook moeten laten behandelen, zij het niet om reden van optrekkend vocht, maar vanwege een inzinking. Ik stuiter rond als een pingpongbal en kaats als een hyperkinetische neuroot door het huis. En dan heb ik nog niet eens de factuur gekregen.

Ik heb me daar een zenuwentroep. Volgens mij sta ik op instorten.

Ruggensteuntjes en opkontjes

We schrijven november en de jaarlijkse processie van bedelaars en schooiers heeft een aanvang genomen. Gisteren, zaterdag, kreeg ik achtereenvolgens vertegenwoordigers van de volgende verenigingen over de vloer:

– het plaatselijke majorettekorps met suikerwafels, kostende € 7
– de plaatselijke chiro met chocoladetruffels, kostende € 8,5
– de brandweer met een steunlidkaart en een kalender, kostende € 10
– de plaatselijke voetbalclub met artisanale pannenkoeken, kostende € 7

Men beweert dat een stapje in de wereld zetten – wat Vlaams is voor uitgaan – een dure zaak is, maar volgens mij zit je op hogere lasten als je braafjes thuisblijft.