Tag: hotemetoten

Getsie!

Een van mijn favoriete televisieprogramma’s ─ indien al niet mijn favorietste ─ is de serie The Big Bang Theory. Dat is iedere keer genieten geblazen. Ik beleef er monumentaal veel plezier aan en lig de hele tijd in een deuk, om niet te zeggen blauw. Het blijft me verbazen dat prettig gestoorde mensen al die verbale zevenklappers, die farcicale situaties en kolderieke kokenages kunnen verzinnen. Waar halen ze het allemaal vandaan?

In een recente aflevering waren twee van de hoofdrolspelers ─ Rajesh en Howard ─ in een restaurant getuige van een weerzinwekkend tafereel: een man pulkte vol overgave in zijn neus, bevrijdde die van een podde, die hij een wijle aandachtig bekeek en vervolgens … naar zijn mond bracht en opvrat. Bah, wat vies! Bewaar me zeg! Mag ik een teiltje? Ik moet kotsen.

Laatst bracht ik mes en vork in stelling in een door de horeca geëxploiteerd kasteel, waar ik uitgenodigd was en dus de rekening niet hoefde te betalen. Prijs de hemelen! Daar haperde mijn blik aan een man, die met groot enthousiasme in zijn neus peuterde. Hij bevrijdde zijn reukorgaan van een purk, bestudeerde die eventjes en kneedde het ding vervolgens tot een balletje, dat hij met een vingerknip de gelagkamer inschoot. Het uitwerpseltje vloog gelukkig niet in mijn richting, want dan zou ik wellicht een ijselijke kreet geslaakt hebben. Stel je voor dat zo’n projectieltje in je bord terechtkomt!

Zouden jullie geloven dat ik dit echt niet leuk vond? Het tastte zelfs mijn eetlust aan. Wat staan sommige mensen toch ongehoord ranzig in het leven.

Nonchalance

Waldkorn is sinds jaar en dag mijn favoriete broodsoort. Ik ben er zelfs in die mate aan verslingerd dat ik er ─ in mijn hoedangheid van tekstschrijver voor advertenties, die in keurig Nederlands copywriter heet ─ een reclameslogan voor bedacht heb, die ik evenwel nooit te gelde maakte: “Kies voor het brood van Waldkorn. Dan heb je toch even een bruine boterham gegeten.”

Toen mijn bakker in september 2016 zijn spreekwoordelijke lier aan de wilgen hing en naar Spanje verkaste, ging ik te rade bij de website van Waldkorn, teneinde daar te vernemen waar ik voortaan aan mijn trekken kon komen. Men diste me weliswaar een aantal bakkerijen op, maar geen daarvan bleek me mijn geliefkoosde boterhammen te kunnen bezorgen. Sommigen hadden zelfs nog nooit van Waldkorn gehoord. Ik schoot derhalve enigszins uit mijn slof en stuurde ras een e-mail naar dat bedrijf:

De door u vermelde verkooppunten kloppen hoegenaamd niet met de realiteit. De verkooppunten die u voor mijn regio vermeldt, hebben nog nooit Waldkorn aangeboden. De bakkerij die wel Waldkorn verkoopt, wordt door u niet vermeld.

Het antwoord liet niet op zich wachten:

Bedankt voor uw mailtje en interesse in Waldkorn®.
Kan u mij even aangeven om welke bakkers het juist gaat aub, dan kunnen wij dit nakijken. In principe worden enkel Waldkorn®-verkopende bakkers toegelaten op onze website.
Met smakelijke groeten
Het Waldkorn®-team

Ik reageerde prompt (de namen werden door mij aangepast):

Geachte
De hieronder vermelde bakkerijen bieden geen Waldkorn aan:
Patisserie Vanzwiereltruis
Bakkerij Deegkneder
Bakkerij Hupsakees

De ondervermelde bakkerij biedt wel Waldkorn aan, maar wordt niet op uw website vermeld:
Bakkerij Lekkertaartje

Met vriendelijke groet

En opnieuw liet het antwoord niet op zich wachten:

Beste B.
Bedankt voor uw info.
We kijken dit morgen onmiddellijk na en wij informeren u verder.
Prettig weekend nog
Met smakelijke groeten
Het Waldkor®n-team

Niet veel later volgde een aanvulling van een laaiend enthousiaste Natasja:

Beste B.
We hebben al sneller feedback dan verwacht.
De door u aangegeven bakkers zijn gestopt met Waldkorn®, dus deze laten we van de website halen.
Bakkerij Lekkertaartje zullen we op de website bijplaatsen.
Bedankt voor de informatie
Met smakelijke groeten
Het Waldkorn®-team

Onlangs ging bakkerij Lekkertaartje met verlof en ik diende dus op zoek te gaan naar een bedrijfje dat me uit de nood kon helpen. Ik ging opnieuw te rade bij de website van Waldkorn en daar bleek in twee jaar en vier maanden geen enkele wijziging doorgevoerd te zijn, dus klom ik onverwijld opnieuw in mijn pen, of beter gezegd in het klavier van mijn pc:

Op 18 september 2016 liet ik u weten dat de gegevens op uw website, betreffende de bakkerijen die Waldkorn verkochten, geenszins met de werkelijkheid strookten. Uw medewerkster, Natasja G., verzekerde mij toen op zeer enthousiaste wijze dat er binnen de kortste keren werk zou gemaakt worden van de aanpassing. We zijn inmiddels twee jaar en vier maanden verder, maar uw website vertoont nog steeds dezelfde fouten. De vermelde bakkers verkopen Waldkorn niet en sommigen hebben er zelfs nog nooit van gehoord, terwijl zij die wel Waldkorn verkopen niet eens vermeld worden.
Zo’n verregaande slordigheid geeft alleszins te bedenken.
B.

Het antwoord luidde:

Beste B.
Bedankt voor uw oplettendheid.
De website wordt steeds bijgehouden en de bakkers vermeld op de website, zijn wel degelijk Waldkorn®-klanten.
Kan u mij aangeven over welke bakkers u net spreekt, dan bekijk ik dit in detail.
Met smakelijke groeten
Het Waldkorn®-team

Nu was het welletjes geweest. Ik schreef:

Dat de website bijgehouden wordt is een lachertje, indien al niet een grove leugen. Er is in die twee jaar niets, maar dan ook niets veranderd. Zoals ik toen meldde, verkoopt geen enkele, maar dan ook geen enkele door u vermelde bakker in regio Z. het Waldkornbrood. Dat was twee jaar geleden zo en dat is nog steeds zo. De bakkerij die wel Waldkorn verkoopt en die ik twee jaar geleden al vermeldde, staat nog steeds niet genoteerd.
Als de website bijgehouden wordt, zoals u beweert, dan hebt u dat wellicht gedroomd. Bespaar me voortaan uw leugens. Ik zal niet nalaten om uw verregaande klantonvriendelijkheid te vermelden op mijn blog en de andere sociale media waar ik gebruik van maak.

En de eens zo enthousiaste Natasja reageerde:

We zullen uw opmerkingen meenemen.

Daar zijn we dan mooi klaar mee. Tja, waar bemoei ik me eigenlijk mee? Ik denk dat ik me voortaan met een andere broodsoort zal vermeien.

Kijk naar je eigen! (2)

Als ik niet uithuizig ben, pleeg ik tussen de middag naar Het Journaal van de VRT te kijken. Omdat dit nieuwsbulletin voorafgegaan wordt door een herhaling van het quizprogramma Blokken ben ik er daarnet voor de negende keer getuige van geweest hoe de presentator, Ben Crabbé, zich ten aanschouwen van kijkend Vlaanderen en in niet mis te verstane bewoordingen ergert aan de zweethanden van een winnende kandidaat. Ik vind dat je zoiets nooit hoeft te doen en alleszins geen negen keer. Iemand frontaal beledigen en zich in het openbaar honend uitlaten over een lichamelijke tekortkoming is uitermate onbeschoft.

Heeft dat heerschap zijn eigen okselvijvers al eens bekeken en beseft hij dat die minstens even onappetijtelijk zijn als zweethanden? Het is niet om aan te zien. Mag ik een teiltje? Ik moet kotsen. Ik stel voor dat men hem publiekelijk aan de schandpaal nagelt en hem om die reden van het scherm weert.

Doe mij maar een presentator als Thomas Vanderveken. Die heb ik nog nooit op een kantige opmerking of een lelijke lak kunnen betrappen. Die man heeft stijl en hij bulkt van het talent.

Er zijn meer huizen dan kerken

Schwalbe

Ik fiets jaarlijks ongeveer twaalfduizend kilometer en ik placht dat te doen op zogeheten lekbestendige banden, meer bepaald op het type Marathon Plus van Schwalbe. Het moet gezegd dat ik nooit lek reed toen ik me op dat rubber verplaatste.

Het zal jullie niet ontgaan zijn dat ik hierboven de verleden tijd gebruik. Er is namelijk een kink opgedoken in de kabel die mij met Schwalbe verbond en daarom heb ik die kabel doorgeknipt.

Een jaar geleden verving ik de versleten achterband van mijn fiets door een nieuw exemplaar. Al na enkele maanden vertoonde die echter abnormale slijtage, te weten een kale plek over een afstand van zowat dertig centimeter. Dat leek me stug, dus stuurde ik een e-mail naar de Belgische verdeler van Schwalbe, waarin ik mijn bevindingen mededeelde en opperde dat het vermoedelijk om een fabricatiefout ging.

Op hun verzoek bezorgde ik ze een foto van het mankement. Het antwoord liet enige tijd op zich wachten, maar na enig aandringen vernam ik dat het absoluut geen fabricatiefout betrof, maar dat het euvel wellicht het gevolg was van het verkeerd monteren op de fietsendrager van een auto, waardoor het wiel aan slepen onderhevig was.

Ik antwoordde dat ik geen eigenaar was van een fietsendrager en dat mijn fiets nooit ofte nimmer van een ander vervoermiddel gebruik gemaakt had. Er waren opnieuw enkele duwtjes in de rug nodig voor men reageerde. Kon ik de band aan de Belgische invoerder van Schwalbe bezorgen? Die zou het ding op zijn beurt aan de fabrikant in Duitsland overmaken, waar het labo zich ermee zou bemoeien en uitsluitsel geven.

Ik wachtte ettelijke weken op dat uitsluitsel, dat pas kwam nadat ik een paar e-mails verstuurd had. Het was geen fabricatiefout! Men liet me in het ongewisse over wat het dan wel was en ze beschouwden de zaak kennelijk als afgedaan.

Ikzelf ben ervan overtuigd dat het wel degelijk een fabricatiefout betreft. De band van Schwalbe die ik sindsdien gebruik en waarmee ik al bijna vijfduizend kilometer aflegde, vertoont niet de minste abnormale slijtage.

De defectueuze band heeft me vijfendertig euro gekost. De werkelijke kostprijs ervan zal beduidend minder bedragen: ik schat ongeveer vijftien euro. Dat een bedrijf als Schwalbe zich in leugenachtige bochten wringt, teneinde de handen in onschuld te wassen en me niet te moeten vergoeden, vind ik beneden alle peil.

Het is daarom dat ik aan Jan en alleman kond doe van dit feit en ook de miljoenen, indien al niet miljarden, lezers van mijn blog zullen het geweten hebben.

Ik zal me nooit meer een band of enig artikel van Schwalbe aanschaffen. Nooit meer! Voortaan verplaats ik me op lekbestendige banden van Vredestein Perfect Xtreme.

Schwalbe kan me aan de reet roesten!
Vredestein, tevreden zijn!

Zegt het voort!

Een gemiste kans

Marcel is dood. Dat verneem ik uit de krant. Ik heb Marcel gekend toen hij nog leefde, al is het heel lang geleden dat onze levenspaden elkaar kruisten. Daar is een toch wel merkwaardige anekdote uit voortgesproten.

Marcel was een geheel uit voortreffelijkheid opgetrokken kunstschilder, met evenwel een nogal kantige persoonlijkheid. Creatieve begaafdheid gaat bijna onvermijdelijk samen met kapsones en een aaneenschakeling van incidenten, waardoor men weinig vrienden overhoudt.

Toen Marcel zijn gewrochten in een Brugse galerij exposeerde, ging ik die bekijken en wat ik zag beviel me wel. Bovendien voelde ik de mecenas in mij ontwaken. Ik knoopte derhalve een gesprek aan met de kunstenaar en bestelde een marine en een landschapschilderij, om er mijn zitkamer mee op te luisteren. Marcel kwam zich te mijnent van de entourage en de lichtinval vergewissen, zodat zijn penseelvruchten er ten volle tot hun recht konden komen.

Een paar maanden later ging ik eens poolshoogte nemen en Marcel liep me voor naar zijn atelier, waar zowel mijn schuimbekkende zeegezicht als mijn sensueel landschap op stapel en op ezels stonden. We dronken koffie en toen Marcel zijn koekje – een evenveeltje, in de wandeling vaak madeleine genoemd – in de hete drank sopte, brak het doormidden en duikelde de helft ervan kopje-onder. Marcel loosde een putdiepe zucht, waardoor ik het danig op de lachspieren kreeg.

Ik hoorde een paar maanden niets meer van hem en toen ik telefonisch naar de vorderingen informeerde, kreeg ik van zijn vrouw te horen dat Marcel het me zeer kwalijk nam dat ik met hem gelachen had en dat hij dientengevolge mijn schilderijen niet wenste af te werken. Van lange tenen gesproken!

Marcel is nu dood en de werken van zijn hand zullen eerlang ongetwijfeld hoge toppen scheren. Helaas heb ik geen werken van zijn hand.

Dit zijn brutale tijden

Zoals jullie weten, of niet weten, heb ik een schier onafscheidelijke metgezel, die vrijwel nooit van mijn zijde wijkt en zelfs ’s nachts op het kastje naast mijn bed vertoeft. Ik heb het over mijn ‘calepingske’: een notitieboekje van bescheiden formaat, dat ik altijd bij me draag en waarin ik te pas en te onpas gedachten of invallen administreer en emoties neergooi. Lees in dit verband:
1. Mijn calepingske
2. Moleskinemolest

Toen ik gisteren aan een restauranttafel aanschikte, zat ik in afwachting van het bestelde voedsel wat in dat boekje de knieteren.
‘Hij keek alsof hij, aan boord van een Fiat 500, voortdurend wegreuzen op zich af zag komen, bestuurd door schuimbekkende dollemannen’, schreef ik en toen was de bladzijde vol, zodat ik die diende om te slaan om een vervolg aan de zin te breien. Tot mijn grote verbazing trof ik daar geen onbeschreven kantjes aan, maar wel een in grote, onbehouwen letters neergepende boodschap van een mij onbekende auteur.
“Ik ben Omar en ik zal je kapotmaken”, schreef hij met vitriool.

Zoals ik hierboven al vermeldde, wijkt mijn calepingske zelden of eigenlijk nooit van mijn zijde en het is me derhalve een raadsel hoe dat dreigement erin terechtgekomen is. Ik ken niemand die Omar heet en ik heb bij mijn weten nooit iets gedaan waarom ik kapotgemaakt zou moeten worden.

Vreemd. Heel vreemd en toch ook een beetje onrustbarend. Niet dat ik mij hersenblaren maak of beren op de weg zie, maar helemaal gerust ben ik er toch niet op, want we leven in brutale tijden.

Brol in ‘t kwadraat

Ik heb, denk ik, hier al eerder vermeld dat ik te mijnent over een gerieflijke zolder beschik, waar allerhande snuisterijen en parafernalia een onderkomen gevonden hebben, naast falanxen oude boeken en verzamelingen bejaarde tijdschriften. Je zou het ‘schatten op zolder’ kunnen noemen en ik mag er graag tussen toeven.

Om dat toeven ietwat comfortabeler te kunnen doen, kocht ik ruim twee jaar geleden een eenvoudige driezitsbank, die me desalniettemin toch bijna duizend euro lichter maakte. De firma waar ik dat meubel aanschafte, heet Unigro. Men had me van verschillende zijden opmerkzaam gemaakt op de nogal ongunstige reputatie van dat bedrijf. De producten die ze leverden, waren niet bepaald van lovenswaardige kwaliteit en ook hun klantenservice liet naar verluidt zeer te wensen over. Ik pleeg evenwel vaker waarschuwingen in de wind te slaan en dat was ook dit keer het geval.

Al na anderhalf jaar begon de bank zich vreemd te gedragen en gebreken te vertonen die men bezwaarlijk als ouderdomsverschijnselen kon bestempelen, want het ding was allesbehalve oud. Hoewel ik het meubel allerminst intensief gebruikte, bleken de kussens af te schilferen en dientengevolge kale plekken te vertonen.

Op 11 augustus 2017 telefoneer ik met de klantendienst van de leverancier, Unigro, en deel mee dat mijn bank gebreken vertoont die duidelijk onder de garantieclausule vallen. Men verzekert me dat men de zaak in behandeling neemt en me binnen de kortste keren zal berichten.

Op 19 september 2017 heb ik nog steeds geen bericht gekregen, dus stuur ik een e-mail waarin ik mijn klacht herhaal. Ik krijg niet veel later een (waarschijnlijk automatisch) antwoord: “We streven er naar om u binnen de twee dagen een antwoord te bezorgen, maar we ondervinden tijdelijk een langere wachttijd die tot zeven dagen kan oplopen.”

Ik wacht zo maar eventjes vijf weken en stuur dan, op 22 oktober 2017; een herinnering. Het antwoord komt zeven dagen later. Door het activeren van een nieuwe centrale hebben ze enige vertraging in het verwerken van hun mails. Ze voegen daar laconiek aan toe dat ze helaas geen voorgaande mail van me terugvinden.

Ik ontsteek in grote ergernis en stuur ze deze mail:

Op 11/8/2017 liet ik u telefonisch weten dat de in de rand vermelde bestelling gebreken vertoont die duidelijk onder de garantieclausule vallen.
De bekleding van de zitkussens van de driezitsbank, die deel uitmaakt van deze bestelling, schilfert namelijk af, waardoor de kussens kale plekken vertonen.
Men verzekert me dat men de zaak in behandeling neemt en me binnen de kortste keren zal berichten.

Op 19/9/2017 heb ik nog niets van u vernomen, dus stuur ik u een e-mail, waarin ik mijn klacht herhaal. Ik krijg nog dezelfde dag een e-mail, waarin u me mededeelt dat u ernaar streeft om me binnen de twee dagen een antwoord te bezorgen, maar dat u tijdelijk een langere wachttijd ondervindt die tot zeven dagen kan oplopen.

Ik wacht zo maar eventjes vijf weken en stuur u op 22 oktober 2017 een herinnering. Ik ontvang uw antwoord, opnieuw zeven dagen later. Door het activeren van een nieuwe centrale hebt u naar verluidt enige vertraging in het verwerken van uw mails. U voegt daar laconiek aan toe dat u helaas geen voorgaande mail van mij terugvindt.

Ja zeg, maak het een beetje! Zo blijven we bezig natuurlijk! U hebt aan de ‘spoorloze’ e-mail het nummer MSG-131350 toegekend en u hebt die beantwoord met de hierboven vermelde e-mail, inhoudende dat de wachttijd van 2 tot 7 dagen kon oplopen.

Kan er nu eindelijk een vervolg aan deze inmiddels onverkwikkelijke kwestie gebreid worden?

In bijlage stuur ik u een foto van de toestand waarin de zitkussens zich momenteel bevinden. Mooi is anders!

Ik zie uw antwoord graag tegemoet en hoop dat het dit keer vlotter gebeurt.

driezit

Op 21 november 2017 krijg ik een telefoontje, waarin men me mededeelt dat het euvel van mijn bank aan slijtage te wijten is en derhalve niet onder de garantieclausules valt. Ik stuur ze meteen deze e-mail:

Naar aanleiding van het telefoongesprek dat ik daarnet met uw diensten had, kan ik u het volgende mededelen:

Ik heb begrepen dat u het stukgaan van de bekleding van mijn driezitsbank toeschrijft aan slijtage, die niet onder de garantieclausules valt. Als zitkussens al na anderhalf jaar aan dergelijke slijtage onderhevig zijn en dat normaal bevonden wordt, dan verkoopt u regelrechte brol. Ik zal dan ook niet nalaten om op sociale media (mijn blog, Twitter en dergelijke meer) mijn ongenoegen kenbaar te maken, met vermelding van uw bedrijfsnaam en de raadgeving om vooral niets bij u te kopen. Bovendien zal ik de uitermate gebrekkige werking van uw dienst na verkoop aan de kaak stellen, waardoor ik maar eventjes drie maanden op uitsluitsel moest wachten en u mijn e-mails maandenlang onbeantwoord liet.

Ik dring er dan ook op aan dat u me uit uw klantenlijst schrapt en me geen enkele reclame meer toestuurt, noch per post, noch per mail.

Een uitermate mistevreden ex-klant.

Ze blijven me echter maanden met reclame bestoken, zowel per mail als per post. Telkens als ik iets van ze ontvang, stuur ik ze een mail in steeds driestere bewoordingen, zoals bijvoorbeeld:

Als ik me uitschrijf, en dat heb ik inmiddels acht keer gedaan, wil ik niks meer van jullie ontvangen, maar jullie blijven me spammen met reclame voor de brol die jullie verkopen.
Hou ermee op, achterlijke dakhazen!

En dan voelen ze zich nog gekrenkt ook, want ze antwoorden:

We begrijpen dat dit niet aangenaam is en stellen alles in het werk om de publiciteit stop te zetten. Mogen wij u vriendelijk verzoeken toch enige beleefdheid te hanteren?

Wij bedanken u voor uw mail en vinden het jammer dat u zich wenst uit te schrijven. Uiteraard respecteren wij uw beslissing en daarom hebben we reeds het nodige gedaan.

Door technische redenen kan het gebeuren dat u nog een vijftiental dagen mails van ons ontvangt, alvast onze excuses hiervoor.

Wij bedanken u voor uw begrip en wensen u een fijne dag toe!

Waarna ik weer:

Na de slechte ervaringen die ik met jullie had, voel ik me absoluut niet geroepen om jullie met beleefdheid tegemoet te treden. Wel integendeel. Jullie zijn een prutsbedrijf.

Besluit: Unigro is met voorsprong het slechtste bedrijf van België en belendende percelen. Jullie zijn gewaarschuwd. Zeg niet dat jullie het niet wisten.

Lof der zotheid

“Het zotte rijst met den hoogdag”, placht mijn moeder te zeggen, toen zij nog leefde en ik nog klein en boosaardig was. Ik heb altijd al een hommel in het hoofd gehad en het moet zijn dat die in de buurt van een kerkelijke feestdag wat heviger bromde dan anders en zo deze Vlaamse wijsheid aan de mond van mijn ma ontlokte.

Mijn moeder is ondertussen heel lang dood en zelf ben ik inmiddels al geruime tijd van mijn jeugd bekomen, maar als een hoogdag hoogtij viert, krijg ik nog steeds vlagen van zotheid te verwerken. Zo blaak ik tijdens deze kerstdagen van dichtvuur en heb ik opeens heel veel zin om een politiek getint hekeldicht te schrijven. Dat is des te merkwaardiger, omdat ik absoluut niet voor dichter in de wieg gelegd ben.

Gelukkig rijmt Rutten op trutten, Calvo op salvo en Peeters op mee-eters. Dat schiet aardig op. Als ik nu ook nog een geschikt rijmwoord vind voor Beke en Almaci staat niets nog het welslagen van mijn zotte inval in de weg, want Theo Francken hoort niet thuis in een hekeldicht van mijn hand. Ik zal hem een plaats geven in het lofdicht dat ik ter gelegenheid van de volgende hoogdag zal schrijven.

Een domme muil

Mijn zeer gewaardeerde vriend, R., kwam naar mijn nieuwe keuken kijken. Nu ja, hij kwam eigenlijk voor iets anders, maar ik loodste hem arglistig, want quasi onopzettelijk de keuken in, waardoor hij willens nillens met de renovatie geconfronteerd werd en niet anders kon dan die te bezienswaardigen. Hij wijdde er wat lovende woorden aan, zodat ik haast doorbrandde van trots en vervuld van dankbaarheid zijn complimenten in ontvangst nam. Daarna schurkten we ons in vleesetende fauteuils en wisselden het televisiekijken af met vlagen van koetjes en kalfjes.

Opeens verscheen Donald Muylle op het scherm: de in Vlaanderen alom bekende keukenfabrikant, die zich onsterfelijk heeft gemaakt met de manier waarop hij zichzelf aan de kijkers introduceert bij het begin van zijn reclameboodschap.
“Ik ben Donald Muylle”, zegt hij dan, op een nogal domme manier, die bij velen aanleiding geeft tot groot jolijt.

“Ik ben Donald Muylle”, zei hij dus, waarop mijn vriend zijn mond opende en een vrijwel perfecte imitatie van Donald ten beste gaf, zeggende: “Ik ben Domme Muylle”.

Ja kijk, dan kun je me wegdragen, hè. Als mijn salontafel iets hoger op zijn poten had gestaan, zou ik er ongetwijfeld onder gelegen hebben.

Ambetante groeisels

Ik heb ergens gehoord of gelezen dat de mais dit jaar vroegrijp is, waardoor de oogst ervan ongeveer een maand eerder – namelijk eind september – kan plaatsgrijpen. Voor mij niet gelaten. Meer zelfs: het verheugt me ten zeerste, want ik haat mais.

Dat hoogbenig gewas hindert me tijdens het overschouwen van de Vlaamse landschappen en als het in slagorde op kruispunten opgesteld staat, belemmert het in niet geringe mate het uitzicht en verhoogt het aldus het risico op ongevallen.

Bovendien behoren maisvelden tot de favoriete speelterreinen van klein wild. Het gebeurt niet zelden dat ik er hazen, konijnen of gevogelte zie spelemeien, met alle gevolgen van dien.

Toen ik me vanmorgen tussen uitgestrekte maisakkers bevond, weerklonken vlak naast me twee oorverdovende knallen, waardoor ik me bijna een hartverzakking schrok. Ik maakte een sprong alsof er onder me een krachtige veer in werking trad en gilde als een konijn in de beet van een wezel. Meteen daarna verscheen er een jager op mijn pad.
“Moet dat nu nodig zo dicht bij de openbare weg?” foeterde ik. “Voor hetzelfde geld krijg ik een lading hagel in mijn lijf.”
Het ging aan hem voorbij en het raakte hem niet.

Ik stond op het punt om hem een vuile moordenaar te noemen, maar besloot wijselijk om dat verwijt in te slikken. Veel jagers hebben immers een kort lontje en lange tenen. Voor je het weet richten ze hun geweer op je en knallen ze je af.