Tag: gezondheid

Ars culinaria*

whirlpoolNa jaren trouwe dienst gaf mijn microgolfoven van Samsung plots de geest en er de brui aan. Derhalve drong vervanging zich op na wat vlooien op internet viel mijn keuze op de Supreme Chef van Whirlpool.

O, wat is dat een ingenieus geval, voorzien van veel toeters en bellen, om nog te zwijgen van de talloze toetsen en knoppen, waarmee keukenprinsessen en dito prinsen zich kunnen vermeien.

Nu mag ik mezelf gaarne als een soortement keukenprins beschouwen. Dankzij mijn moeder, die een voortreffelijke kokkin was ─ ze is ondertussen al dertig jaar dood, maar in het dorp waar ik woon, is ze nog steeds een naam met faam ─ kan ik behoorlijk wat samengooien en beschik ik over het culinaire equivalent van groene vingers.

In die hoedanigheid gebruik ik mijn nieuwe microgolfoven nu al twee weken en het ding heeft mijn linkerarm al vier keer met een brandwonde opgezadeld. Hoe dat zo komt? Wel, mijn oude Samsung was toegerust met een zwaaideur, terwijl de nieuwe Whirlpool zich van een klapdeur bedient, hetgeen een compleet andere benadering van een hete inhoud vergt, omdat die deur enigszins in de weg zit. Je kunt ermee sukkelen en ik sukkel er nu al twee weken mee, met alle gevolgen van dien.

Het is dat men me op school niet voor ingenieur klaargestoomd heeft, want ik zou ongetwijfeld heel goed geweest zijn in het ontwerpen van zowel gebruikersvriendelijke als veilige toestellen.

*de kunst van het koken

Een smeuïge appeltaart

Zaterdagmorgen lag er in de koelvitrine van de bakker een appeltaart verleidelijk, ja, bijna uitdagend naar me te lonken. Nu ben ik van nature nauwelijks in staat om aan verleidingen, op wat voor gebied dan ook, te weerstaan, dus veranderde het gebak ras van eigenaar.

Ik zette het op een glunderen dat aan extase grensde en begaf me met een jarig gezicht, want vervuld van voorpret, naar huis ─ zien jullie me lopen? ─ waar groot onheil op me wachtte.

Ik had namelijk bij de achterdeur een doos met oud papier klaargezet, teneinde die met de ophaling mee te geven. Die versperde halvelings de route die ik bij het betreden van mijn woning pleeg te gebruiken, hetgeen ik vergeten was en in het halfdonker en mijn verstrooide haast ook niet opmerkte.

Zien jullie me aan dat obstakel haperen, struikelen en een smak maken? Ik gooide mijn taart in de lucht, toeterde zwaar op mijn bek, lag even met de zeilen tegen de mast en toen ik weer bij mijn positieven kwam, gutste er op enthousiaste wijze bloed uit mijn kop.

Lang verhaal kort: ik ben uit die kneuzenkermis gekomen met een gebroken neus, een gekloofde bovenlip, een dubbeldikke, bont en blauwe knie, twee gebroken ribben en een gat in mijn voorhoofd. Dan ben je lekker bezig! Ik voel me bovendien geradbraakt, alsof ik door een kanon afgeschoten ben.

En mijn appeltaart? Die was natuurlijk helemaal door elkaar gehutseld en zag eruit als geboetseerd afval, dus verre van appetijtelijk … maar ik heb die toch opgevreten.

Eén ding kan ik jullie verzekeren: wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht. Ik betreur mijn spiegelbeeld ten zeerste. Er zit een toekomst als kermisattractie in.

Een duit in het zakje

Ik besteed niet buitensporig veel zorg aan mijn uiterlijk, wat niet belet dat ik er over het algemeen als een gesoigneerd manspersoon uitzie en een voordelige indruk maak, behalve dan misschien waar het mijn haartooi betreft.

Ik heb namelijk het kapsel van iemand die verslaafd is aan opstijgende helikopters. Ik ben met andere woorden een bolsjewiek: toegerust met een rebelse haardos, waarin zo te zien opgewonden vogeltjes rondgescharreld hebben, en met een door een nogal woeste baard en knevel omkroesde mond.

Ieder jaar begeef ik me slechts twee keer naar een kapster, om bij haar een ‘coupe tondeuse’ te ondergaan. Dat lijkt heel wat, maar het behelst eigenlijk niet meer dan een bolwassing en een rondrit van een meedogenloze knipmachine, waarbij zowel mijn weelderige manen als mijn kincreatie zorgvuldig tot op de millimeter getrimd worden.

Vandaag de dag waart er echter een ongemeen gemeen virus over de aardkloot, waardoor zij die zich met coifferen onledig houden werkloos moeten toekijken hoe hun klanten bedolven raken onder een chaotische, ja, soms zelfs bespottelijke frisuur.

Dientengevolge heb ik me in arren moede een semiprofessionele tondeuse aangeschaft. Hoewel het enige handigheid vergt, waarover ik dus niet beschik, ben ik toch zelf met dat ding aan de slag gegaan, vooral ook omdat mijn vriendschappelijke contacten vanwege datzelfde virus op zo’n laag pitje staan dat ik niemand kan vragen om zich met mijn vegetatie te bemoeien.

Het moet gezegd dat mijn haarkundige proefneming zo goed geslaagd is, dat ik besloten heb om mijn kapster voortaan links te laten liggen. Dat zal me jaarlijks ongeveer veertig euro opbrengen. Tel uit mijn winst!

Het zal nog eens zo gaan dat ik rijk word. Jullie zullen het zien en meemaken.

Een kwaad omen?

Het is me wat met dat eigengereide virus, dat ons leven en zowel de lente als de zomer van 2020 vergalt.

Mijn mailboxen ─ ik heb er een hele sjees, al is dat eigenlijk nergens voor nodig, want overdaad schaadt, maar op sommige gebieden ken ik slechts één adagium: meer van dat! ─ lopen al geruime tijd vol met onheilspellende berichten van bedrijven, neringen en instanties, die me bestoken met waarschuwingen omtrent de gevaren waarmee het coronavirus mij, en vele anderen met mij, bedreigt.

Dat weet ik onderdehand allemaal wel en die boodschappen klik ik derhalve meestal gelijk de prullenbak in, maar vanmorgen kreeg ik een mail van een schijnbaar officiële instantie en toen ik die opende, schotelde men me een link voor naar … een uitvaartverzekeraar. Ja zeg, maak het een beetje!

Zou dat een slecht voorteken kunnen zijn? Ik heb nochtans de kraanvogels van Ibycus niet gezien, noch de ijselijke gil van een banshee gehoord. Geen roepende uilen, jankende honden, of schetterende eksters hebben me verontrust door een nakende dood aan te kondigen.

Ik wil vooralsnog niet denken aan mijn eindbestemming en de enge ziektes die erheen leiden. Ik heb trouwens al heel lang zo’n uitvaartverzekering, maar die heb ik gelukkig nog nooit nodig gehad.

Maar goed, door die mail ben ik op mijn hoede. Een gewaarschuwd man geldt voor twee. Ik zal dus zoveel mogelijk in mijn kot blijven, mijn sociale contacten beperken, afstand van mijn medemens bewaren, mondmaskers dragen …

Christene zielen! Wat beleven we onzalige tijden!

Het welriekende land van Hermes

Ik diende mijn ogen voor nazicht naar een in een ziekenhuis gevestigde oculiste te brengen. Heremijntijd! Zo’n bezoek aan een opslagruimte voor lichamelijk minderbedeelden heeft vandaag de dag nogal wat voeten in de aarde. Het is een heel gedoe, om niet te zeggen een zenuwslopende onderneming. Ik overdrijf enigszins omdat ik ─ het is jullie inmiddels genoegzaam bekend ─ daar goed in ben en eigenlijk niets liever doe.

Mondmasker opzetten, handen ontsmetten, je temperatuur laten opmeten, je identiteitskaart aan een vervaarlijk ogende automaat toevertrouwen en wachten tot die kleefbriefjes braakt, nauwgezet de pijlen volgen, je aanmelden bij de dienst oogheelkunde, plaatsnemen in de wachtzaal op voldoende afstand van je buur …

… en toen was ik vrij snel aan de beurt. Mijn oftalmologe ─ hoe verzinnen ze het in vredesnaam? ─ haalde haar neus voor me op en zei:
“Ha, meneer gebruikt Terre d’Hermès. Het maakt mijn dag, want het is en blijft een wonderbaarlijke geur.”
Ik nam het complimentje dankbaar in ontvangst en zij wendde zich tot mijn ogen, geholpen door allemaal indrukwekkende toestellen.

Toen ik het ziekenhuis verliet, snelde de geur van Terre d’Hermès me vooruit, want ik gebruik zowel het toiletwater als de aftershave van dat merk. Het zijn weliswaar geen goedkope odeurtjes, maar je krijgt waar voor je geld, want ze bevatten noten van grapefruit, sinaasappel, peper, patchoeli, ceder, vetiver en benzoïne. Meer moet dat van mij niet zijn.

Bovendien zijn en blijven het verrukkelijke luchtjes.

O ja, mijn ogen zijn in prima conditie.

terredhermes

Met alle Chinezen! ─ 2

Ik heb meestal goeie zin in ’t leven en ben eigenlijk optimistisch van nature. Het ligt derhalve niet in mijn aard om me als doemdenker op te stellen, wat niet belet dat het virus, dat danig ons leven en de lente van 2020 vergalt, mij zorgen baart.

Ik voor mezelf ben er stellig van overtuigd dat Corona geen kwaadaardige speling van de natuur is, maar een experiment dat lelijk uit de hand gelopen is en waarschijnlijk in een Chinees laboratorium zijn oorsprong vindt.

Bovendien ben ik de mening toegedaan dat onze Belgische regering, zover daar al sprake van kan zijn, deze onverkwikkelijke toestand op uitermate stuntelige wijze aanpakt, geruggensteund door virologen, zoals bijvoorbeeld ene Marc Van Ranst, die van zichzelf denken dat ze de wijsheid in pacht hebben, maar feitelijk in een bordeel nog geen hoer kunnen vinden en over COVID-19 oordelen als een blinde over kleuren. Als domheid gepaard gaat met dominantie zijn we nog niet jarig.

Ik vrees dat de lente van 2020 ons nog lang zal heugen, verondersteld natuurlijk dat we die overleven. Ik mag het van harte hopen.

Sorry als ik dit even niet snap

Tegen de verwachting in en tot mijn niet geringe ergernis was het buitengewoon druk in de supermarkt. Het duurde dan ook onaangenaam lang voor ik de kassa bereikte.

Al die tijd werd ik geconfronteerd met de enigszins meewarige blikken van andere klanten, die tot de nok volgestouwde karren voor zich uit duwden en zich zichtbaar verbaasden over het beperkte aantal artikelen dat ik met me meevoerde en die men bezwaarlijk als primaire levensbehoeften kon beschouwen: een fles Bacardí rum, een kam bananen, een pakje boter, een meloen, twee citroenen, twee limoenen, een doosje cuberdons, een dozijn potjes yoghurt en een verpakking zwarte olijven.

Was ik niet op de hoogte van de noodtoestand die vrijwel iedereen tot hamsteren aanzette en tot het inslaan van massa’s rollen closetpapier dreef?

Waarom mensen vooral wc-papier willen bunkeren is voor mij even onbegrijpelijk als de maagdelijkheid van Maria.

Als de nood echt aan de man (of de vrouw) zou komen, kan ik nog altijd teruggrijpen naar de ouderwetse methode. Toen versneed men kranten tot fraaie rechthoekjes en die hing men op in het kleinste kamertje. Kon je tijdens je bezigheden nog wat lezen ook.

Maar goed, enkel de dwazen spotten met wat ze niet begrijpen; de anderen zwijgen.

Zal ik dus maar zwijgen?

Dat zijn geen stinkende sokken

Op een onzalige ochtend, een week of wat geleden, stond ik op met een stijve … nek, die me behoorlijk bezeerde. Ik hoef jullie niet te vertellen dat ik liever met andere stijve lichaamsdelen ontwaak – ik bedoel het zogeheten ‘morning wood’, dat het in het Nederlands met de minder fraaie benaming ‘ochtenderectie’ moet doen – maar je hebt het meestal niet voor het kiezen.

Voor spierpijn in het algemeen en dus ook voor een tegensputterende nek beschik ik over een aantal vrij dure smeermiddelen, zoals daar zijn Voltaren Emulgel, DexSil Forte en Traumeel. Dat blijken evenwel allemaal pleisters op een houten been te zijn.

Ik heb nog het meest baat bij een middeltje dat ik voor een schappelijke prijs in Colruyt kan kopen: de tijgerbalsem die zich in een met mysterieuze symbolen versierd bokaaltje ophoudt.

Het rode zalfje stinkt uren in de wind, maar het sorteert wel effect. Toch zeker bij mij. Het is maar dat jullie het weten.

tiger

Aline krijgt een visioen

Ik had het hier een paar dagen geleden over de nogal ongebruikelijke manier waarop Aline en Rogaciano in het ouderschap verzeild raakten. Het kindje, een meisje, zag het levenslicht en kreeg al na luttele jaren het gezelschap van een zusje. Ik weet niet hoe en ter gelegenheid van welk feestgedruis het tweede kind dit keer verwekt werd en ik durf er ook niet naar te vragen, om niet opnieuw met de mond vol tanden te staan. Het zijn tenslotte ook mijn zaken niet.

Niet veel later sloeg het noodlot toe. Het meisje kreeg een levensbedreigende ziekte onder de leden. Aline riep alle goden aan, zocht heil bij talloze heiligen, consulteerde dokters en kwakzalvers, bad zich blauwe lippen en brandde massa’s kaarsen … tot ze op een nacht tijdens een visioen bezocht werd door een engel, of een andere hemelbewoner, die haar mededeelde dat haar dochtertje zou genezen als ze er zich toe verbond om gedurende de rest van haar leven voor een dier te zorgen, te weten een dolfijn of een paard.

Haar voorkeur ging uit naar een dolfijn, maar dat zag Rogaciano helemaal niet zitten natuurlijk, want je kunt zo’n dier bezwaarlijk in een huiskameraquarium onderbrengen. Het werd dus een paard.

Het kind genas en sindsdien is Aline eigenares van een paard, dat klauwen geld kost, nooit bereden wordt, nu al ettelijke zomers in een gehuurde weide rondkeutelt en evenveel winters in een dure stal staat te staan.

Ik kan niet anders dan mijn moeder zaliger gelijk geven: zot zijn doet geen zeer, maar het jeukt een beetje.

Wordt eerlang vervolgd.