Tag: dubbelgangers

Om je dood te schrikken

Achter me, in de rij aan de kassa van de supermarkt, hoorde ik een stem waarvan het timbre me bekend in de oren klonk. Ik keek achterom en daar stond mijn vader, of toch iemand die als twee druppels water op hem leek, want mijn vader is al heel lang dood en ik geloof niet in verrijzenissen of wedergeboortes.

Er voor een schok van herkenning door me heen en ik wist even niet goed waar ik het had. Met verbijstering staarde ik de man aan, want de gelijkenis was buitengewoon treffend. De dubbelganger vond mijn belangstelling voor zijn persoon maar niks.
“Heb ik wat van je aan?” vroeg hij bars. “Of heb ik soms een tweede kop gekregen?”

Nee, mijn vader was niet uit de doden opgestaan, want hij was een veel vriendelijker mens.

Ik heb nooit veel geloof gehecht aan de bewering dat er van ons allemaal een of meerdere dubbelgangers over de aardkloot hossen, maar een mens zou toch beginnen twijfelen. Als jullie me dus ooit zouden ontmoeten, dan ben ik het waarschijnlijk niet.

Albert Heijn pleegt plagiaat

ah

Vanmorgen kreeg ik dit nogal ijzingwekkende bericht onder ogen. Nu moeten jullie voor de aardigheid eens doorklikken naar Hersenspinsel?: een stukje dat ik hier al op 19 november 2009 publiceerde.

Ik wil het voor een keer blauwblauw laten, maar voortaan kan Albert Heijn beter een originele stunt verzinnen om in het nieuws te komen, hoewel ik er ten zeerste aan twijfel dat men met zulke akkefietjes klanten kan lokken.

Dubbelgangers

Ik moest bij ze in de buurt wezen, dus wipte ik even binnen bij een stel met wie ik niet echt nauw gelieerd ben, maar toch contact houd.

Ik daalde neer in een vleesetende fauteuil en raakte in een gesprek verwikkeld over de dingen des levens. Opeens begon de vrouw des huizes driftig door een tijdschrift te bladeren en gooide dat toen geopend voor me neer.
─“Dat heb je wel mooi voor ons verzwegen”, ginnegapte ze.
─“Wat?” vroeg ik.
─“Kijk dan!” gebood ze en ze wees me de plek aan. “Je hebt ons niet eens een kaartje gestuurd.”

Een van de foto’s die een artikel over Boedapest verluchtten, vertoonde het fraaie interieur van de aldaar gevestigde Hongaarse Staatsopera. Er greep kennelijk een voorstelling plaats, want de bonbonnière was tot de nok gevuld met allemaal keurig uitgedoste dames en heren. En wie zat daar op de eerste rij, gehuld in een smetteloze smoking en voorzien van een speels vlinderdasje? Ik!

Nu is er echter een probleem. Ik ben nog nooit van m’n leven in Hongarije geweest, laat staan in Boedapest en laat nog meer staan in de Opera van die stad. Er moet daar dus iemand anders zitten, maar dan wel iemand die zo frappant op me lijkt, dat ik me zelf zou kunnen vergissen. Ik geloofde werkelijk niet wat ik zag.

Ik ben vroeger ook al eens door kennissen in Wenen opgemerkt, terwijl ik helemaal aan de andere kant van de wereld vertoefde. Die waren me zelfs vrolijk tegemoet gesneld om me te begroeten, waarna bleek dat ik geen woord begreep van wat ze zegden.

Ik heb nooit veel geloof gehecht aan de bewering dat er van ons allemaal een of meerdere dubbelgangers over de aardkloot hossen, maar een mens zou toch beginnen twijfelen. Als jullie me dus ooit ontmoeten, dan ben ik het waarschijnlijk niet.