Tag: criminaliteit

Bange blanke man

Ik ging het huis uit, fietste onder de pathetische gewelven van loofbomen in de feesttooi van de dood en viel zowaar ten prooi aan melancholie, hetgeen eigenlijk niet meer is dan verdrietelijkheid waarover men niet klaagt.

Het duurde niet lang of het bospad maakte plaats voor een schaars begaan weggetje, dat geflankeerd werd door uitgestrekte velden en weiden. Uitgerekend daar verscheen opeens een kaduke bestelwagen: een gedeukt en roestig vehikel dat al jaren zijn houdbaarheidsdatum tartte. We naderden elkaar omzichtig en het voertuig stopte pal naast me. De chauffeur en zijn passagier waren duidelijk van Noord-Afrikaanse origine, zoals men dat enigszins eufemistisch uitdrukt, en ze staarden me zo doordringend aan dat ik door vage vrees bevangen raakte. Ik speerde weg en fietste zowat de benen uit mijn reet, maar wat ik al vreesde, gebeurde daadwerkelijk: de bestelwagen keerde, kwam achterop, haalde me in, stak me voorbij … en hield iets verderop halt. Beide inzittenden sprongen tevoorschijn en posteerden zich op het asfalt.

Ik zat danig met de poepers, zoals dat in Vlaanderen heet, maar gaf toch blijk van tegenwoordigheid van geest, sloeg snel de eerste de beste landweg in, hobbelde wel vijf minuten tussen maisvelden, trotseerde diepe modderkuilen en hoge bulten, tot ik in de bewoonde wereld terechtkwam, waar ik een putdiepe zucht van opluchting slaakte en me in een drankgelegenheid verschanste.

Ik denk niet dat die twee van plan waren om me de weg te vragen.

Het lijk in het maisveld

Ik wil me niet met akkerbouw en veldarbeid bemoeien, want dat is mijn fort niet en ik zou bij wijze van spreken onder distels en doornen zaaien. Desalniettemin ben ik van oordeel dat men in onze contreien veel te veel mais teelt. Dat hoogbenig gewas belemmert vaak het uitzicht op kruispunten en in scherpe bochten, wat soms voor gevaarlijke toestanden zorgt … en meer heb ik daarover niet te zeggen.

De titel van dit schrijfsel zou door Agatha Christie bedacht kunnen zijn, maar ik heb die helemaal zelf verzonnen en ik zal jullie vertellen hoe dat zo komt.

Tijdens een fietstocht gaf mijn gps er de brui aan, dus bracht ik mijn fiets tot stilstand op een weggetje dat zich als een aal in doodsnood tussen maisvelden kronkelde. Terwijl ik bezig was orde op zaken te stellen, weerklonk plots het belsignaal van een telefoon, hetgeen me zeer bevreemdde, want ik bevond me in Nergenshuizen en er viel in geen velden of wegen iemand te bespeuren. Het geluid hield op, om luttele seconden later opnieuw van zich te laten horen.
“Is hier iemand in de buurt?” riep ik in de richting van de plek waar het gerinkel vandaan kwam.
Ik kreeg geen antwoord.

Ik maakte aanstalten om tussen de maisstengels op zoek te gaan naar de oorsprong van dat signaal, want vermoedelijk lag daar ergens een mobieltje, maar ik voegde de daad niet bij de gedachte. Hoe was dat ding daar in vredesnaam terechtgekomen? Het is een vraag die me blijft bezighouden en ondertussen bedenkt mijn lenige, ja zelfs ongebreidelde fantasie daar zelfs een afrekening in het milieu bij, met een lijk dat men in het maisveld gedumpt heeft, om er vanaf te zijn.

Het zijn wrede tijden.

Stom van me!

hoodieEen paar maanden geleden kocht ik bij Zalando twee sportieve pantalons van Adidas, in de wandeling meestal trainingsbroeken genoemd. Met de herfst in het verschiet wilde ik me graag bijpassende hoodies aanschaffen, zijnde sweaters met een kapoets. Helaas, bij iedere webwinkel waar ik me aanmeldde, kreeg ik het deksel op mijn neus: het gewenste artikel ─ de donkerblauwe hoodie, geflankeerd met oranje strepen ─ was nergens meer beschikbaar … tot ik plots bij een Engels bedrijfje terechtkwam, adamsbriscoe, dat zich met veel vertoon onder de naam Adidas verschool, waar ik wel mijn gading kon vinden en bovendien voor een gezapige prijs, zijnde $ 45 per stuk. Er rinkelde weliswaar een belletje bij me, maar ik negeerde dat, eigengereid als ik ben: ik bestelde twee stuks, die ik per MasterCard betaalde. Het geld werd vrijwel onmiddellijk geïncasseerd door … een Chinees bedrijf en toen dat gebeurde, sloeg ik wel acht op het rinkelende belletje, maar het was al te laat.

Drie weken later bood de postbode me een aangetekende zending aan: een slordig pakketje dat helemaal uit Shanghai kwam en waarin ik slechts één zwarte hoodie zonder strepen aantrof, die weliswaar een etiket met de naam Adidas voerde, maar ontegensprekelijk van minderwaardige kwaliteit was: goedkope namaak, om niet te zeggen brol.

Ik stuurde onverwijld een mail naar de webwinkel in kwestie, maar die keerde prompt als onbestelbaar naar me terug. Ook de Chinezen die zich mijn geld toegeëigend hadden, lieten niets van zich horen nadat ik ze per e-mail benaderd had. Ik ben bij het vierde gezet, zeggen we in West-Vlaanderen als we bedrogen zijn. Ik zou zelfs durven beweren dat ik bij de bok gedaan ben.

Ik heb me de moeite getroost om Adidas op de hoogte te stellen van deze frauduleuze praktijken. De dames en heren van dat bedrijf vinden het blijkbaar niet erg dat men hun naam misbruikt. Ze hebben me in alle geval niet van antwoord gediend en het bedrieglijke adamsbriscoe mag zich nog steeds onder hun naam verschuilen.

Mij komt de wraak toe en de vergelding. Ik koop niets meer van Adidas. Leve Nike!

Spannend!

Ik bevond me in krekengebied en ging voor anker op een bank, die men ten behoeve van natuurvrienden op een terp neergepoot had en waarvandaan men de wijde omgeving kon overschouwen. Eenden spelevaarden op het water en gaven zich, beschut door rietkragen, over aan met luidruchtig gesnater gepaard gaande stoeipartijen en vermoedelijk ook aan seksuele omgang. Een reiger streek zwierig neer, een klucht ganzen zocht heil in de vlucht en een karekiet gaf ‘m van jetje. Het kan ook een andere vogel geweest zijn, want ik ben geen ornitholoog en een zanger in het riet is voor mij automatisch een karekiet, vanwege het lied waar ik als kind mee doodgegooid ben: karekiet, kiet, kiet, in het riet, riet, riet.

Toen zag ik opeens … ja, wat zag ik eigenlijk? Ik dook in mijn fietstassen, diepte ras een kijker op, waarmee ik het rozekleurige object dat in de verte tussen lisdodden dobberde naderbij haalde en … Ik versteende. Mijn adem stokte. Mijn hart miste een paar slagen en repte zich toen om de achterstand in te halen. Wat daar dreef, was een bloot mensenlichaam. Terwijl ik bedacht wat me te doen stond, kon men mijn reet wellicht als doppenwipper gebruiken. Ik trok mijn mobieltje, zette voor alle zekerheid nog eens de verrekijker aan mijn ogen en zag hoe het hoofd van de deinende drenkeling tussen de plantenstengels opdook, met de starre blik, de wijd opengesperde mond en de hartstochtelijk rode lippen van … een opblaaspop.

Ik heb toen maar mijn mobieltje opgeborgen, blij dat ik het niet gebruikt had. Je zult de hulpdiensten maar mobiliseren voor een door een flauwe grappenmaker achtergelaten opblaaspop.  

Je suis Charlie

I disapprove of what you say, but I will defend to the death your right to say it.

Je ne suis pas d’accord avec ce que vous dites, mais je me battrai jusqu’au bout pour que vous puissiez le dire.

Ik ben het niet eens met wat u zegt, maar ik sta met mijn leven in voor uw recht om het te zeggen.

Citaat vaak ten onrechte toegeschreven aan Voltaire, maar van de hand van Evelyn Beatrice Hall.

Laag

Ik heb ter gelegenheid van haar verjaardag een fraai bloemstukje bij mijn zus achtergelaten. Ze vertoeft al ettelijke jaren in het dorp van de eeuwige vakantie, waar ze met ma en pa een graf deelt.

Nu ben ik nogal licht geneigd om flora van allerlei slag mooi te vinden. De juistheid van de bewering ‘fraai bloemstukje’ zou dan ook aan twijfel onderhevig kunnen zijn, ware het niet dat ik op weg naar het kerkhof een vriendin tegen het lijf liep, die bij het aanschouwen van wat ik transporteerde een hand voor de verbaasde mond sloeg en riep: “Ho, wat is dat een fraai bloemstukje!” Als zij toen loog, dan ik nu ook.

Ik zou dit schrijfsel met een foto van het bloemstukje in kwestie kunnen verluchten, zodat jullie er zelf een oordeel over kunnen vellen, maar het ornamentje is verdwenen. Men heeft het ontvreemd, om niet te zeggen gestolen. Dat is nu al de derde keer dat iemand zich aan de rustplaats van mijn dierbaren vergrijpt. Zoiets zit me echt niet lekker en ik kan het ook op geen enkele manier billijken. Sommige mensen kennen werkelijk geen fatsoen.

Heterdaad

In de buurt van Ieper dokkerde ik met mijn fiets over de kasseien van het dorp Boezinge, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog met de grond gelijkgemaakt werd. Om te voorkomen dat ik helemaal dooreengeschud raakte, palmde ik even later een bank in, om wat te drinken en een versnapering – meer bepaald een mueslireep – te nuttigen, teneinde niet ten prooi te vallen aan een acute hongeraanval, die in het wielerjargon een hongerklop of een fringale heet.

Terwijl ik daar de zogeheten man met hamer de wind uit de zeilen zat te nemen, volgde ik het doen en laten van een man met een zeer professionele en luidruchtige heggenschaar, die bezig was met het snoeien en fatsoeneren van een haag die waarschijnlijk honderd meter lang was. Het kan ook een centimetertje minder of meer geweest zijn, want ik ben niet zo goed in het schatten van afmetingen. Op een gegeven moment legde hij het werktuig uit handen, om zich naar de andere kant van de heg te begeven, waar een collega van hem zijn hulp inriep. Tijdens zijn afwezigheid zag ik een auto stoppen. De chauffeur ervan ontfermde zich binnen de kortste keren over de snoeischaar en scheurde ervandoor, alsof de duivel hem op de hielen zat.

“Heb je toevallig zijn nummerbord gezien?” vroeg het slachtoffer van het misdrijf. Dat had ik dus niet. “Weet je soms het merk van zijn auto? Of de kleur?”
Ik blijk niet alleen slecht te zijn in het schatten van afmetingen, maar ook in het herkennen van automerken, ja zelfs in het omschrijven van kleuren. Ik was, met andere woorden, een buitengewoon onbetrouwbare ooggetuige.

Het zijn brutale tijden

Ik heb nooit begrip kunnen opbrengen voor de wijze waarop Israël politiek bedrijft. Ze staan altijd klaar om een vermanend vingertje te heffen, maar steken nooit ofte nimmer de hand in eigen boezem. Ze lijden aan het Calimerosyndroom*, blijven zich op hun betreurenswaardig verleden beroepen alsof de wereld zich daaromtrent nu nog steeds berouwvol op de borst moet kloppen en gebruiken het als argument om hun eigen wangedrag te vergoelijken. Vooral de manier waarop ze de Palestijnen onder de knoet houden is me een doorn in het vlees.

In dit verband wil ik toch even professor en ethicus Etienne Vermeersch citeren:

Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat de Palestijnen het recht aan hun kant hebben. Zij zijn een volk dat ten onrechte uit zijn land is gezet. Dat conflict sleept al tientallen jaren aan en wekt bij de slachtoffers gevoelens van totale hopeloosheid op. Als je al die jaren in een Palestijns vluchtelingenkamp zit en er is geen enkele kans op beterschap, dan denk je: ‘dit is erger dan de dood’. Vandaar al die wanhopige reacties en zelfmoordaanslagen. De oorzaak van de Palestijnse zelfmoordcommando’s ligt voor een deel in de onwrikbare bezettingspolitiek van Israël.

Ik ben het met hem eens.

Op de televisie zag ik gisteren twee gemaskerde soldaten van het Israëlisch leger, die op ronduit afschuwelijke wijze een jongen van vijftien probeerden af te maken. Ze sloegen, schopten en trapten meedogenloos de laatste asem uit hem vandaan. Het gedrag van die schoften was geen haar beter dan dat van de nazibeulen in de concentratiekampen.

De beelden waren even onthutsend als onthullend. Israël mag zich graag met het aureool van beschaafde natie tooien. Wel, dat zijn ze nog lang niet.

*Calimerosyndroom: Niemand houdt van mij, het is niet eerlijk, want ik ben klein en zij zijn groot, ik ben altijd de kop van Jut, ze moeten altijd mij hebben … Waarom? Oh waarom?

Op het slechte pad

Als knaap las ik een boek dat eigenlijk voor volwassenen bestemd was en zo raakte ik in niet geringe mate gefascineerd door de legendarische Baekelandt en zijn beruchte roversbende, die in het Vrijbos ondergedoken was en van daaruit met slachtpartijen gepaard gaande strooptochten ondernam.

Met de jeugdbeweging ─ ja, dames en heren, in een zalig vroeger, toen ik nog klein en boosaardig was, ben ik verkenner bij de scouts geweest ─ kwam ik niet veel later in dat Vrijbos terecht en daar ontdekten wij zowaar een plaggenhut, waarvan men beweerde dat Baekelandt die als onderkomen gebruikte. Het beeld moet een geweldige indruk op me gemaakt hebben, want het staat nog steeds op mijn netvlies gegrift en verleden zondag besloot ik om helemaal naar het dorp Houthulst en het aldaar gelegen Vrijbos te fietsen, hetgeen over en weer toch bijna tachtig kilometer is, om daar wat sfeer op te snuiven en jeugdherinneringen op te halen.

Rond de middag bereikte ik mijn doel. Ik kan jullie een bezoek aan het uitgestrekte Vrijbos van harte aanbevelen. Het is een van de fraaiste wouden die ik ooit doorkruist heb, met tal van wandel- en fietspaden en ondergedompeld in een weldadige rust die men tegenwoordig haast nergens meer aantreft. Om jullie een idee te geven: ik zat er ongeveer drie kwartier op een bank te genieten van de mij omringende natuur en al die tijd heb ik niemand gezien, of zelfs maar een geluid gehoord dat door mensen veroorzaakt werd. Die fameuze plaggenhut van mijn jeugd heb ik echter niet gevonden. Ik heb overal gezocht en er wel tien keer naar geïnformeerd, ook bij wat men bevoegde diensten noemt, maar ik ving telkens bot.

Wel heb ik er een dame aangetroffen, die zich in een soortement grot ophield en naar de naam Maria luisterde, maar zij was naar verluidt altijd een heel braaf meisje geweest, die op geen enkele manier met de roemruchte Baekelandt kon wedijveren. Ik ben een beetje teleurgesteld naar huis teruggekeerd. Ik was van plan om eerlang naar Limburg te reizen, om daar een bezoek te brengen aan het beroemde hutje op de heide, maar ik kan beter van dat voornemen afzien, want het zit er dik in dat ook dat optrekje een voortbrengsel van mijn fantasie is.

Straatschenderij

Ik stap of fiets vrijwel dagelijks voorbij een majestueuze treurwilg, die zwaarmoedig staat te druiloren in het midden van een zilverig groen grasveld.

Dat gedrild gazon oefent een grote aantrekkingskracht uit op dieren in het algemeen en honden in het bijzonder, in die mate zelfs dat de lokale overheid er een verbodsbord heeft laten neerpoten, dat aan iedereen, ja zelfs aan ongeletterden, duidelijk moet maken dat men het plantsoen vooral niet als een openbaar toilet voor viervoeters moet beschouwen.

We leven helaas in een tijd waarin het vandalisme hand over hand toeneemt. Het bord heeft er welgeteld twee dagen onaangeroerd gestaan. Het staat er nu nog steeds, maar baldadige handen hebben het naar de filistijnen geholpen door er platvloerse boodschappen op aan te brengen in onuitwisbare viltstiftletters. 

Honden mogen het gras niet bevuilen, maar sommige mensen schrikken er niet voor terug om andermans goed onherroepelijk te beschadigen. Zou je ze niet!

vandalisme