Tag: Brugge

Een met protest geladen schrijfsel

Ik pleeg hoog weg te lopen met de stad Brugge, maar daarmee vertel ik jullie geen nieuws. Nu hebben enkele achterlijke ezelsveulens het daar in hun bolle kop gekregen om de naam kerstmarkt te veranderen in wintermarkt. Zijn die nu helemaal van de ratten besnuffeld?!

Ze mogen nu wel inbinden en beweren dat ze de gebeurtenis aan de moderne tijden willen aanpassen, maar aanvankelijk heette het dat men de naamswijziging doorvoerde om neutraler te zijn en mensen van een ander geloof niet te schofferen. Ze willen niemand voor de borst stoten al bedoelen ze allicht dat ze niemand voor het hoofd willen stoten, maar ik wil niet op alle slakken zout leggen.

De slak waarop ik wel zout leg, en niet zo’n klein beetje, is het feit dat ze andersgelovigen niet willen schofferen, maar er niet voor terugschrikken om mij en veel anderen met mij voor het hoofd – en de borst – te stoten. Ik ben het namelijk volstrekt niet met deze idiote naamsverandering eens.

Eerst heeft Zwarte Piet het loodje gelegd en diende Sinterklaas het kruis van zijn mijter te verwijderen. Nu moet de kerst het ontgelden en volgend jaar zullen waarschijnlijk de paasklokken en de paashaas aan de beurt zijn.

Kijk, mensen! Sinterklaas, Zwarte Piet, Kerstmis en Pasen behoren tot onze cultuur, onze tradities en onze folklore. Wie hier komt wonen, dient dat te accepteren. Niet wij, maar zij dienen zich aan te passen. Mag dat duidelijk zijn?!

weihnachtmarktIk heb besloten om dit jaar de Brugse kerstmarkt – nu wintermarkt – links te laten liggen en er geen cent te spenderen. Ik was nochtans van plan om daar miljoenen euro’s te verkwisten. In plaats daarvan zal ik naar Keulen reizen, waar de Weihnachtsmarkt nog steeds Weihnachtsmarkt heet.

Ik blijf ze overigens ongegeneerd lekker vinden: de moorkoppen en de negerinnentetten.

Hoe Brugge in het water viel

Ik was gisteren van plan om met mijn tijdelijke huisgenoot een bezoek aan Brugge brengen, dus bevond ik me rond halftien in de badkamer, teneinde er de laatste hand aan mijn opsmuk te leggen. Terwijl ik krachtdadig in de weer was met flessen, potten en tubes vol heerlijke balsems, crèmes, gels, lotions, poeders en parfums doofde plots de lamp boven mijn hoofd.
“Krijg nu tieten!” foeterde ik. “Die ledlampen zouden toch een levensduur van twintigduizend branduren hebben? Die van mij is nog geen maand oud.”
Ik was nog bezig me te ergeren toen de deur een bedeesd geklop te verwerken kreeg.
“¡Adelante!” riep ik manhaftig, want de Vlaamse of Nederlandse varianten – Kom moa bin! of Kom binnen! – zouden Chinees geweest zijn voor mijn Spaanstalige logé.
“Je computer heeft opeens rare kuren”, vernam ik uit zijn mond. “Hij flikkert en hij piept …”

Er bleek in mijn woning wel meer te flikkeren en te piepen, want het overgrote deel van de stopcontacten en lichtschakelaars hapte naar adem, of beter gezegd naar stroom, terwijl een paar daar kennelijk geen last van hadden. Er was duidelijk een kink in de kabel ─ ik schreef bijna stront aan de knikker, maar ik wil het proper en welvoeglijk houden ─ dus telefoneerde ik naar de klantendienst van mijn distributeur, doorliep het onvermijdelijke keuzemenu en kon er, na het al even onvermijdelijke wachten met muziek, mijn verhaal kwijt aan het bereidwillig oor van een kostgangster der aardkloot.
“Ik kan een technicus naar u toesturen,” zei ze, “maar als het defect te wijten is aan de binneninstallatie, zal hij u doorverwijzen naar uw elektricien en zult u van ons wel een rekening van € 97,09 gepresenteerd krijgen voor de nutteloze verplaatsing.”
“Nu nog mooier!” protesteerde ik. “Hoe kan ik, in mijn hoedanigheid van leek die zelfs een beetje bang is van elektriciteit, in vredesnaam achterhalen waar de boel spaak loopt?”

Dat kon ze me vertellen. Ik diende achtereenvolgens de hoofdschakelaar, de verliesstroomschakelaar en alle zekeringen op het verdeelbord uit te zetten en vervolgens in dezelfde volgorde weer aan te zetten. Als ik dan nog geen stroom had, mocht ik haar terugbellen, want dan was er waarschijnlijk een fase uitgevallen en dat diende mijn distributeur te verhelpen.
Vijf minuten later hing ik weer aan de telefoon en ze beloofde om meteen een technicus te waarschuwen, die gegarandeerd binnen de twee uur te mijnent zou neerstrijken.

Ik begon meteen met verlengsnoeren en verdeeldozen te goochelen om de belangrijkste toestellen ─ koelkast, diepvries, Senseo, computer, telefoon, verwarming ─ in mijn woning van stroom te voorzien. Met onverholen bewondering sloeg mijn huisgenoot mijn bezigheden gade. Of was het verbazing en ongeloof? Als twee spinnen zaten we daarna in ons dradenweb op onze prooi te wachten. Er verstreek een uur. Er verstreken twee uren. Er verstreken drie uren. Er smeulde al enige tijd dreiging in mijn ogen en mijn mond begon op een sabelhouw te lijken. Er verstreken vier uren. Ik vloog op als buskruit, greep de telefoon, toetste met nijdige vingers het nummer in …

“Er is blijkbaar iets fout gelopen”, zei ze laconiek. “Ik informeer even bij dispatching.”
Dispatching! Dispatching?! Hebben ze daar geen Nederlands woord voor?! Opnieuw probeerden ze me met die vervloekte pokkenmuziek te paaien. Men kan me martelen met dat soort deunen.
“Over tien minuten zal onze technicus bij u zijn”, verzekerde ze me toen haar stem bij me terugkeerde.
“Ik hoop voor u dat het waar is”, sprak ik dreigende taal.

Het was waar. De technicus kwam. Eerst probeerde hij ons te imponeren met het manipuleren van wat meettoestellen en daarna verkondigde hij dat hij bij een verderop gelegen verdeelkast het euvel diende te herstellen. Dat kon wel een uurtje duren.

Om drie uur waren alle plooien eindelijk gladgestreken en konden we weer naar hartenlust over stroom beschikken. We hebben Brugge niet meer gezien …

… maar nu zijn we weg!

Het placeren van een dansje

ramboIk heb het genoegen om gedurende anderhalve week een jong Argentijns stel te huisvesten en te entertainen, zoals vermaken in verfoeilijk Nederlands heet.

Zondagmorgen tilde de zomer een prachtige dageraad uit een frivole nacht en we begaven ons per benenwagen op weg naar het autoloze Brugge. Dat lijkt op het eerste gezicht een fikse wandeling, maar dat is het eigenlijk niet, want ik woon op een boogscheut van deze fraaie stad, zij het een boogscheut van een zeer gedegen schutter, zoals bijvoorbeeld Willem Tell of John Rambo. We waren lang niet de enigen die Brugge met een bezoek vereerden.

Op de Burg beleefden we al meteen een kippenvelmoment, want daar gaf de vijftigkoppige British Military Band ─ gewis een kapel uit een hogere prijscategorie ─ een buitengewoon stemmig muziekstuk ten beste, waaraan ook enkele doedelzakken deelnamen. Normaliter verdraag ik slecht het spotzieke gejengel van dat instrument, maar wat ik daar hoorde, was werkelijk uit de kunst en we werden er met zijn allen helemaal stil van.

Op de Markt greep er een Zumba Workout plaats. Een grote groep danslustigen had zich verzameld onder een podium, waarvandaan sportgoeroe Steve Boedt instructies de wereld instuurde en zelf het goede voorbeeld gaf. Sommigen gedroegen zich alsof ze in koeienflatsen trapten, anderen waren bezig panisch kakkerlakken onder hun voetzool te vermorzelen en nog anderen moesten nodig, maar alle wc’s waren blijkbaar bezet. Ik pleeg nooit aan dergelijke esbattementen deel te nemen, want me belachelijk maken is wel het laatste wat ik wens, maar als ik in gezelschap ben en indruk wil maken durf ik me weleens laten meeslepen. Ik danste als een spin op een hete kookplaat en ik mag van harte hopen dat internet me eerlang niet met deze wanprestatie zal confronteren, want ik wil de mensen niet te eten geven die zich daar met filmen en fotograferen onledig hielden. YouTube is nooit veraf.

Niet veel later kwamen we op het Simon Stevinplein, waar de authentieke Argentijnse tango ─ die in niets te vergelijken is met hetgeen men er hier van terechtbrengt ─ hoogtij vierde. In onze hoedanigheid van twee volle en een halve Argentijn was dat natuurlijk spekje naar ons bekje. We deden hop met de beentjes en we hebben ze daar een poepje laten ruiken.

Over ruiken gesproken … Als er een verleiding is waaraan ik niet kan weerstaan, dan zijn dat de eigenwijs lekkere, weergaloze wafels van een kraam. Die bedwelmende geur alleen al! Ik heb er twee achter de knopen gestoken en ik moest me werkelijk inhouden of ik verorberde er drie, maar dat mag niet van de dokter.

Als men zichzelf niet kietelt …

Samen met een vriend belandde ik in de omgeving van het Brugse station. Begrijp me vooral niet verkeerd: stationsbuurten zijn vaak rosse oorden des verderfs, maar dat is in het zedige Brugge niet het geval. Bovendien ben ik, voorbeeldig zijnde, niet geneigd om plaatsen waar lusten makkelijk overspringen met een bezoek te vereren. Mijn vriend evenmin. Nee, onze zakelijke afspraak was sneller afgelopen dan verwacht, zodat we wat tijd zoek te maken hadden.

Eerst maakten we een ritje ─ heet dat zo, of is omwenteling een beter woord? ─ met het reuzenrad dat daar ter gelegenheid van de feestdagen opgesteld staat, maar dat was geen onverdeeld genoegen, vanwege het frisse waaiweer en vooral ook vanwege de hoogtevrees die me parten blijft spelen. We zochten onze toevlucht in The land of the Hobs: een tent, bevattende een verbazingwekkende tentoonstelling van ijssculpturen. Zodoende kwamen we echter van de regen in de drop, want daar was het nog kouder dan in de reet van een pinguïn: zes graden onder nul asjeblieft! Het duurde dan ook niet lang of we verhuisden naar brasserie Den Ysput, waar het niettegenstaande de onheilspellende naam lekker warm was. Toen we daar in ontdooide toestand buitenkwamen zag ik opeens … een dubbele roltrap.

Nu ben ik al sinds mijn kindertijd verslaafd aan roltrappen. Ik doe bijna niets liever dan ermee hemelwaarts stijgen en/of grondwaarts zijgen en het zal jullie dan ook niet verbazen dat ik van de gelegenheid gebruik maakte om mijn goddelijke driehoek te gaan. Ten prooi aan totale verrukking liet ik me naar hogere sferen brengen en ik stond op het punt om gelijk weer lagere regionen op te zoeken, toen mijn vriend plots een winkel van Media Markt ─ ik ben toch niet gek! ─ in de smiezen kreeg en daar per se een kijkje wou gaan nemen. Ik gunde hem zijn pleziertje, ging met hem mee … en kocht daar in een soortement opwelling een tablet … en niet zomaar een tablet maar een iPadAir 2 Wi-Fi 128 GB Silver. Dat zal ze leren, de Sinterklazen, de Kerstmannen en de paashazen die me al jaren compleet negeren! Als men zichzelf niet kietelt, lacht men nooit.  

Ik zit nu al een aantal dagen met dat speeltje te klooien en ik amuseer me kostelijk, maar ik veronachtzaam wel mijn andere werkzaam- en bezigheden, zoals bijvoorbeeld bloggen.

Is ’t nu gedaan, ja!?

De (kerst)boom in!

Ik heb dit jaar voor de eerste keer van een white christmas gedreamd. Dat gebeurde op de kerstmarkt in Brugge, waar ik eigenlijk niks verloren had, want de opsmukrage waarmee het feestgedruis van de jaarwisseling veelal gepaard gaat, vermag me niet te bezielen. Ik ben namelijk tegendraads: het gaat aan me voorbij en het raakt me niet. Ook met glühwein kun je mij niet vermurwen. Ik lust dat brouwsel niet en krijg er bovendien koppijn van. En niet te min! In Brugge kan men zich ook op een schaatsring(etje) vermeien, of per reuzenrad ten hemel stijgen, maar aangezien ik er nog steeds niet in geslaagd ben om op schaatsen overeind te blijven en last heb van hoogtevrees …

Ondertussen zitten jullie zich ongetwijfeld af te vragen waarom ik dan in vredesnaam ─ vrede op aarde aan alle mensen van goede wil ─ de schreden naar zo’n buitengebeuren richt. Wel, ik heb een vriendin en die is zo dol op kerstmarkten dat ze zich zelfs naar buitenlanden begeeft om in dergelijke samenscholingen verwikkeld te raken. Omdat ze niet over een rijbewijs en een eigen transportmiddel kan beschikken, was ze vastbesloten om, niettegenstaande een bijzonder ongelukkige dienstregeling, met het openbaar vervoer naar Brugge te reizen. In mijn hoedanigheid van vriend en barmhartige samaritaan … nu ja, jullie begrijpen het wel.     

Als ik ’s avonds door het dorp kuier, merk ik dat er al kerstbomen en andere frivole tooisels in huiskamers verschijnen. Daar kun je niet naast kijken, want de bewoners van versierde vertrekken, die zich normaliter bij het invallen van de duisternis aan het oog plegen te onttrekken, laten nu pas diep in de nacht de rolluiken neer, teneinde passanten de kans te geven om hun groothandel in snuisterijen te aanschouwen.

Zelf doe ik niet mee aan die opsierderij. Als jullie tijdens de feestdagen voorbij mijn woning komen, hoeven jullie dus niet bij me binnen te spieden, want er is te mijnent ─ hier komt ie! ─ geen bal te zien.

Effen is kwaad treffen

West-Vlaanderen is een winderige provincie: een echt tochtgat aan de Noordzee. Er staat hier vrijwel altijd een kwistige bries en als het een keertje niet of nauwelijks waait, zoals gisteren en eergisteren bijvoorbeeld, nestelen er zich meteen hoge concentraties fijn stof in de atmosfeer en dat is naar verluidt niet goed voor ons algemene welbevinden.

Ik beschouw fietsen als een bijzonder aangenaam tijdverdrijf, vooral als ik het in de luwte kan doen. Ik negeerde derhalve het smogalarm en verkende pedalerend wat men de groene gordel rond Brugge noemt. Nu ja, echt groen was die gordel nog niet, maar wat niet is, kan komen … en ik ben er zelfs van overtuigd dat het zal komen. Vogels repeteerden eindeloos, zwanen beschilderden een vijver met witte sier, in een weilandje liepen wat eenden te waggelen, eekhoorntjes dartelden over de boomstammen en op mijn pad ontdekte ik achtereenvolgens de rottende krengen van een duif, een haas, een kat en een rat. Vermoedelijk waren zij geen slachtoffers van het fijn stof dat in de lucht woekerde, maar wel van de niets ontziende gevaarten die men auto’s noemt.

Ik passeerde het vrij zeldzame verkeersteken dat voor overstekende padden waarschuwt. Iets verderop was de berm over een afstand van honderden meters van een gaasafsluiting voorzien en had men hier en daar emmers ingegraven.

paddenoversteek

In de emmer die hierboven met een groene pijl aangeduid is, trof ik inderdaad een pad aan. Hoewel ik een beetje vies van die beesten ben, viste ik het exemplaar op en bracht het gezwind naar de overkant. Vervolgens keerde ik op mijn stappen terug om de pancarte te lezen die men daar neergepoot had.

KijkPuit

Ik ben nog gaan zoeken, maar ik heb het door mij overgezette springtuig natuurlijk niet meer kunnen opsporen. Sorry hoor, mensen van de Brugse groendienst. Het moeten er dus 138 zijn. Ik zal het nooit meer doen.

Neuzenvreugde

Ik ben de fortuinlijke eigenaar van een ontwikkeld orgaan … eh … ik bedoel vanzelfsprekend mijn reukorgaan. Met het bijvoeglijk naamwoord ontwikkeld doel ik overigens geenszins op het formaat van mijn neus, want dat valt behoorlijk mee. Ik behoor in alle geval niet tot de mensen die met een brandende sigaret in hun mond onder de douche kunnen. Nee, met ontwikkeld zinspeel ik op het reukvermogen van mijn snotkoker. Je hoort me niet beweren dat ik kan ruiken als een speurhond, maar het scheelt toch niet veel.

Zo’n twee jaar geleden heb ik hier al eens een schrijfsel ─ Orgastje ─ aan mijn geurverslaving gewijd en jullie toevertrouwd dat ik bijvoorbeeld verslingerd ben aan de odeur die uit nieuwe boeken opstijgt: een bijna roesverwekkend bouquet van papier en drukinkt. Ook de geur die met het slijpen van een potlood of met het gebruiken van een viltstift gepaard gaat, vermag mij in verrukking te brengen. Een regenbui na een broeierige zomerdag, het watertandende luchtje dat zich in de buurt van de werkplaats van een warme bakker ophoudt, of het aroma van koffie in de morgen … Niet vervelend!

Over koffie gesproken …  Vlakbij De Markt in Brugge, in de Steenstraat 6 en dus pal in het hart van de stad, kun je de koffiebranderij Javana vinden. Mensen kinderen! Ruikt dat even ongegeneerd lekker! Allen daarheen! Enkel al er voorbijlopen is een weergaloze gewaarwording en een regelrechte lust voor snufferds. Ik zou er blijven passeren, ware het niet dat ik dan de indruk wek dat ik een overval beraam, of toch op zijn minst iets onbetamelijks van plan ben.

“Als het lekker ruikt, smaakt het over het algemeen ook lekker”, zei mijn moeder altijd en ik geloofde haar onvoorwaardelijk … al zie ik me toch niet direct boeken, potloden of viltstiften verorberen. 

javana

Oud ijzer?

paviljoen

Het vermaledijde paviljoen van de gerenommeerde Japanse architect Toyo Ito, dat al elf jaar de Burg in Brugge ontsiert en door de volksmond de weinig lovende bijnaam ‘carwash van de gouverneur’ toebedeeld kreeg, zal eindelijk verdwijnen. Met de woorden vermaledijd en ontsieren geef ik lucht aan mijn persoonlijke beoordeling van het gewrocht, al weet ik heel goed dat velen dezelfde mening toegedaan zijn.

Ik heb slechts weinig mensen ontmoet die het een mooi kunstwerk vonden en nog minder die zich met de standplaats ervan konden verenigen. De Burg is een prachtig plein dat gedomineerd wordt door een aantal van de fraaiste gebouwen die ooit door mensenhand zijn opgetrokken. Het moderne en strakke paviljoen beschouwden velen, ikzelf incluis, als een vloek in de kerk, vooral ook omdat het zich al geruime tijd in een danig verwaarloosde toestand bevond. In een andere omgeving zou het optrekje, dat ik op zich hoegenaamd niet als een misbaksel beschouwde, wellicht veel beter tot zijn recht gekomen zijn.

Ondertussen is men bezig het bouwseltje af te breken en weg te halen. Zodoende herstelt men de plek waar Brugge ontstaan is in zijn oude glorie. Prijs de hemelen!