Tag: bezienswaardigheden

Naar de seksboerderij

Ik vergezelde een vriendin naar een hoeve met een winkeltje, waar een forse boerin met rode appelwangen de voortbrengselen van het land en de dieren aan de man en de vrouw pleegt te brengen. Zij was echter afwezig en daarom nam haar echtgenoot het handeltje waar. Hij bleek een ietwat boerse boer te zijn, die nogal wat schunnige praatjes in de aanbieding had, hetgeen vooral tot uiting kwam toen mijn vriendin kenbaar maakte dat ze een paar komkommers wilde. Samen met de pruim, de vijg en de banaan blijft deze vrucht een schier onuitputtelijke bron van plat vermaak. De boer vond zichzelf alleszins de leukste thuis en in de belendende percelen of, om even bij het onderwerp te blijven, hij dacht dat hij net zo populair was als een komkommer in een vrouwengevangenis.

spuitkomkommer─”In de serre groeit er een vrucht …” zei hij.
─”Loop heen!” onderbrak ik hem. “Groeien er hier vruchten?”
Hij keek me aan alsof ik een giftig reptiel was en vervolgde:
─”De spuitende komkommer noemen ze die. Als hij rijp is en en je raakt hem aan, spuit hij zijn zaad …”
─”Een komkommer met een orgasme!” proestte ik het uit. “Het wordt een late oogst dit jaar. De komkommers willen maar niet klaarkomen. Jij hebt ook een razende fantasie zeg. Spuitende komkommers. Je verzint ze ter plekke.”
─”Kom mee!” zei hij.

Die spuitende komkommer bestaat dus echt. Ik heb hem met mijn eigen ogen gezien. Hij hangt daar onschuldig aan een struikje te hangen, maar zodra je hem aanraakt om hem te plukken, ontploft hij als het ware en schiet hij met grote kracht zijn zaad de wereld in. In het Latijn heet hij Ecballium elaterium en als jullie het fenomeen ook willen aanschouwen, kunnen jullie op internet tal van filmpjes vinden.

Eén keer en nooit weer

deboosereIk vind dat weermanneke van de VRT, Frank Deboosere, eigenlijk een sympathieke guit, maar wat heeft hij in vredesnaam met dat gevaarte dat hoog boven ons door de ruimte klieft: het internationale ruimtestation, of het ISS? Hij grijpt elke gelegenheid aan om ons op een passage van dat ingenieuze tuig te wijzen en ons aan te raden om die doortocht met eigen ogen te aanschouwen, hetgeen afgaand op zijn enthousiasme een belevenis moet zijn waar je van klaarkomt, of toch ongeveer.

In mijn hoedanigheid van vrijgezel neem ik natuurlijk iedere kans te baat om klaar te komen, dus trotseerde ik op een avond de hardvochtige kou en begaf me naar buiten om dat ding voorbij te zien fladderen. Op het aangekondigde uur zag ik inderdaad een wit lichtpunt van bescheiden formaat aan de westelijke kim verschijnen, dat aan een vrij hoog tempo door het zwerk koerste en drie minuten later in het oosten verdween.

Jullie horen me niet beweren dat het schouwspel me met verstomming sloeg. Wel integendeel! Het ging aan me voorbij en het raakte me niet. Ik kreeg er niet eens een erectie van, laat staan dat ik klaargekomen ben. Doe mij maar een gewone vliegmachine met gekleurde lichtjes, die dan ook nog olijk pinken. Bovendien heb ik er een pijnlijke nek aan overgehouden. Dat ISS bevindt zich immers bijna pal in het zenit, zodat de toeschouwer het hoofd echt in de nek moet gooien, hetgeen voor de meeste mensen en alleszins voor mij een zeer ongebruikelijke houding is.

Beste Frank, mij krijg je daar niet meer voor. Je ruimtestation kan me aan de reet roesten. Ik kijk nog liever naar zeewier.

Voorbereiding op de Elfstedentocht

Je kunt het niet meteen aan me zien en ik zal het ook nooit openlijk toegeven, maar ik mag graag naar romantische films kijken. Het gebeurt niet zelden dat zulke tranentrekkers zich tijdens de kerstdagen afspelen en als de plaats van het gebeuren dan ook nog New York is, kun je er donder op zeggen dat een ijsbaan ─ meestal die van Rockefeller Center of ook nog de Wallman Rink in Central Park ─ er een belangrijke rol in toebedeeld krijgt. Af en toe bekruipt mij de lust om ook eens in zo’n machtig decor te gaan schaverdijnen en zodoende mogelijkerwijs ten prooi te vallen aan een hersenbouleverserend en idyllisch liefdesavontuur. Ik ben weliswaar al vaker in New York geweest en ik heb daar veel beleefd en nog meer gezien, maar die fameuze schaatsbanen heb ik nog nooit met eigen ogen aanschouwd. Vermoedelijk komt het daardoor dat ik het in mijn leven nog steeds in mijn eentje moet zien te rooien.

Als het aan mij ligt, zal daar echter binnen zeer afzienbare tijd verandering in komen, want vanmiddag hijs ik me met frisse tegenzin aan boord van een in hoge mate door mij verafschuwd luchtschip, dat hopelijk gezwind en ongehinderd naar de aldoor aan de wolken krabbende stad zal suizen. Ik ben vast van plan om dit keer wel die ijsbanen te bezoeken. Het probleem is natuurlijk dat ik niet kan schaatsen, maar misschien dat ik net door mijn gestuntel het hart van een mooie deerne zal veroveren. Het gaat er soms raar toe in de wereld van de romantiek.

Lang blijf ik niet weg. Normaliter moet ik volgende week op vrijdagochtend opnieuw in Belgenland neerstrijken. Ik wil thuis zijn als onze planeet op 21 december met man en muis vergaat, want zeg nu zelf: zoiets maak je niet elke dag mee.

De inwonende poespas ─ de woordspelingen waren gratis vanmorgen ─ is hier inmiddels aangekomen. Mijn koffer staat gevuld en wel in de hal. Ik ben er klaar voor. Het enige wat ik nog moet doen, is jullie hartelijk groeten. Aan allen die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! Tot over een week, bij leven en welzijn.

En maar zwaaien! En maar blij kijken!

missliberty

Sodom, Gomorra en Pompeji

C’est une fête toute napolitaine, Monseigneur, nous dansons sur un volcan.
Narcisse-Achille de Salvandy

Samen met een Argentijnse vriend en reisgezel heb ik ooit met ware doodsverachting de Vesuvius beklommen … eh … bedwongen. Men bedwingt een berg. Als dat dan ook nog een vuurspuwende berg is, moet men zowel de berg als zijn angst bedwingen, want dat zijn lang geen ongevaarlijke toestanden waarin men zich begeeft. In ons geval liep het waagstuk goed af: we daalden zonder kleerscheuren of brandwonden en in heelhuidse gesteldheid van dat ventiel van Moeder Aarde neer. We hadden de begane grond nog niet helemaal bereikt of er lag reeds een andere bezienswaardigheid op ons te wachten: de overblijfselen van het eens zo florissante en o zo decadente Pompeji.

In het begin van onze jaartelling was dit stadje de zomerverblijfplaats en het lustoord van de rijke Romeinen … een Italiaans Knokke-Zoute met andere woorden. Er heerste daar een zeer ongedwongen, ja zelfs ronduit losbandig sfeertje. Onkuisheid en ontucht dat er daar bedreven werd! Hohoho! Daar hebben jullie werkelijk geen idee van en ik evenmin, maar we proberen het ons toch een beetje voor te stellen, nietwaar?

Op 24 augustus 79, om elf uur in de morgen, weerklonk opeens een buitengewoon luide knal. De top van de Vesuvius vloog de lucht in en de aarde spuwde haar ingewanden uit. Gedurende twee dagen regende het stenen en allerhande troep op Pompeji, dat allengs bedolven raakte, en wie probeerde te vluchten werd door giftige dampen ingehaald en geveld. Van de naar schatting vijfentwintigduizend inwoners heeft wellicht niemand de woede-uitbarsting van de vulkaan overleefd en de stad verdween van de aardbodem, want plots zat die eronder. Pompeji voegde zich bij de Bijbelse steden Sodom en Gomorra, die vanwege hun verdorvenheid met zwavel en vuur verwoest werden.

Zestienhonderd jaar later kwam er tijdens grondwerken plots een beeld aan de oppervlakte. Opgravingen begonnen en als men dat doet, legt men meestal iets bloot. Soms leg ik iets bloot dat ik helemaal niet opgegraven heb, waarschijnlijk omdat ik kan toveren, maar dat doet hier verder niets ter zake. Aldus verrees Pompeji als het ware uit zijn graf en vandaag de dag gaan we er in groten getale naar kijken.

Nu zal ik nooit in laaiend enthousiasme ontsteken bij het aanschouwen van ietwat mistroostige ruïnes en dat deed ik in Pompeji dus ook niet. Ik ben meer een natuurmens. Met een fraai landschapje of een bekijkenswaardig fenomeen kun je me altijd plezieren. Samen met mijn vriend dwaalde ik door de straatjes, bezocht ik Romeinse villa’s of wat er van overbleef en verlustigde me enigszins aan de soms schunnige muurschilderingen en mozaïeken, die verrieden welke perversiteiten daar allemaal moeten plaatsgevonden hebben naast de gewonere dadelijkheden van de seksuele bedrijvigheid.

Toen kwam er opeens een bewaker of iets dergelijks naar ons toe. Hij droeg in alle geval een kepie en een indrukwekkende sleutelbos. In ruil voor een fooi kon hij ons het ‘verboden Pompeji’ laten zien, deelde hij ons in moeizaam Engels mee, maar wij begrepen het en grote nieuwsgierigheid maakte zich van ons meester. Enkele bankbiljetten wisselden van eigenaar en hij bracht ons tot bij een gifgroene deur, die hij met een kanjer van een sleutel ontsloot.

Het was alsof wij een seksboetiek betraden. We werden omringd door tientallen beelden van mannen met enorme fallussen, vrouwen in wel zeer uitdagende poses en afbeeldingen van ongeveer alle copulatiestandjes die het menselijk brein ooit verzon. Het was me het museumpje wel. Gelachen dat we hebben.

Ja, als ik tweeduizend jaar geleden geleefd had, zou ik wat graag in Pompeji gewoond hebben. Natuurlijk zou ik net op reis geweest zijn toen de Vesuvius ontplofte.

Detail

Ik had er nooit eerder aandacht aan besteed, omdat het me nog niet opgevallen was, tot ik me in de Gentse Sint-Baafskathedraal stond te vergapen aan het veelluik ‘De Aanbidding van het Lam Gods’ van de gebroeders Van Eyck, dat zijn grote bekendheid vooral te danken heeft aan het gestolen en nog steeds niet teruggevonden paneel ‘De Rechtvaardige Rechters’. Terwijl ik de lichamen van Adam en Eva aanschouwde, die in hun blootje het retabel flankeren, sprong de vraag opeens recht overeind in mijn hersens. De kwestie bleef me in die mate bezighouden dat ik me in de daaropvolgende dagen van Google bediende om op internet talloze afbeeldingen van Adam en Eva te monsteren en me tevens van de inhoud van het scheppingsverhaal te vergewissen.

Toen boetseerde God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen. Om Adam toch een passende hulp te geven laat Hij hem in een diepe slaap vallen. Terwijl hij sliep, nam Hij één van zijn ribben weg en zette er vlees voor in de plaats. God vormde de rib die Hij uit de mens had weggenomen tot een vrouw, en bracht haar naar de mens.

Waarom, zo vraag ik me af, voorzien zowel de gebroeders Van Eyck als alle andere kunstenaars Adam en Eva dan van een navel?

Ter wille van de lieve vrede

Het is vandaag de Internationale Dag van de Vrede. Natuurlijk kan ik zo’n heuglijke dag niet onopgemerkt laten. Daarom trakteer ik jullie hieronder op het relaas van een van de zeldzame keren dat ik onenigheid met iemand kreeg, maar niet veel later de plooien gladstreek, want kwaad worden is menselijk, maar kwaad blijven is duivels.

Toen ik enkele jaren geleden met een Argentijnse vriend, Rubén, door Europa toerde, verbleven we ook een aantal dagen in het verrukkelijke Istanbul.

We bezochten het Topkapi Paleis en de Haghia Sofia, verdwaalden in de bazaar, staken de Bosporus over die Europa van Azië scheidt … Om een lang verhaal kort te maken: we deden alles wat men als toerist in Istanbul hoort te doen.

Op een morgen begaven we ons naar de Blauwe Moskee en bleven ons geruime tijd aan dat fraaie bouwsel vergapen. Zoals dat gaat in de buurt van populaire attracties, hielden zich ook daar talloze snuisterijen verkopende luiden op. Een vriendelijke jongen van een jaar of achttien probeerde zijn studies te bekostigen door lederen omhulsels van poefs te slijten. Het moet gezegd dat die best wel fraai oogden en dat ook de prijs ervan aardig meeviel: omgerekend ongeveer € 5 per stuk. Mijn vriend toonde interesse en gaf te kennen dat hij een groot aantal van die dingen wilde kopen, als hij tenminste …

We namen de jongen mee naar een restaurant en boden hem een maaltijd aan, maar dat weigerde hij beleefd en terwijl hij zich met een glas water tevreden stelde, stond hij na enige discussie een korting van vijfentwintig percent toe. Rubén vroeg of hij ook in Zwitserse frank mocht betalen, hetgeen me enigszins verwonderde want we hadden ook Turkse lira op zak, maar omdat hij wel vaker met munteenheden stoeide, sloeg ik daar verder geen acht op. De jonge Turk had geen bezwaar. Mijn vriend haalde zijn onafscheidelijke zakrekenaartje boven, tikte een wijle, telde enkele Zwitserse bankbiljetten neer en nam 36 omhulsels in ontvangst, die hij later naar Argentinië zou verschepen om ze daar aan de man te brengen. De verkoper vertrok, zo blij als een hond met zeven pikken.

Het drong pas tien minuten later tot me door dat Rubén eigenlijk veel te weinig betaald had. Toen ik deze bevinding aan hem mededeelde, glimlachte hij fijntjes en zei schouderophalend:
─”Hij moet maar beter op zijn zaken letten.”

Had hij dat toch wel moedwillig gedaan zeker! Het maakte een duivel in me wakker. Ik ontstak in toorn en ’t was gelijk donderen in de kajuit. Ik bedacht hem met een heuse filippica … dat hij expres met munteenheden gewoekerd had, dat die knul spoedig het bedrog zou opmerken en zich dan zou herinneren dat wij ons in een auto met een Belgisch nummerbord verplaatsten … en veel vijven en zessen … tot ik eindigde met de woorden dat ik het een echte jodenstreek vond.

Dat liet hij zich niet zeggen, waarschijnlijk omdat hij een Jood is. Onze wegen scheidden. Hij vertrok naar ik weet niet waar en ik ging op zoek naar de verkoper. Ik vond hem en gaf hem de rest van de koopsom, samen met excuses voor de vergissing.

Rubén en ik zagen elkaar ’s avonds in het hotel terug en ja hoor … we hebben vrede gesloten en hij heeft het nooit meer gedaan … althans niet in mijn bijzijn.