Tag: Argentina

Wees gegroet!

Ik ben niet goed met cijfers en rekenen zal nooit mijn favoriete tijdverdrijf zijn, maar af en toe dien ik me toch aan wat telwerk over te geven, teneinde mijn huishouden op de rails te houden. Op die manier heb ik ontdekt dat ik niettegenstaande mijn ongeval en alles wat daaruit voortvloeide ─ chirurgische ingreep, ziekenhuisverblijf, revalidatie ─ toch nog genoeg overhoud om even een stapje in de wereld te zetten. Mijn hart zong op van vreugde. Bovendien is mijn lichamelijke conditie de laatste weken met sprongen … nu ja, laten we rasse schreden nemen … vooruitgegaan, zodat ik niet meer terugschrik voor geografische ongemakken, zoals bijvoorbeeld bergen en dalen.

Als jullie dit lezen, ben ik dus goed en wel onderweg naar Buenos Aires, of misschien zelfs al in de Argentijnse hoofdstad aangekomen, waar het nu volop zomer is.

Jullie zullen het dus een aantal weken zonder mij moeten stellen, maar ik maak me sterk dat dit vermoedelijk geen al te heftige ontwenningsverschijnselen zal veroorzaken.

Bof ik eventjes! Dans met mij de tango d’amore …

Norte

¡Viva Argentina!

Wij, Argentijnen … Ik ben slechts een halve, maar als het over iets positiefs gaat, laat ik me wat graag op die helft voorstaan. Wij, Argentijnen, doen het eigenlijk lang niet zo slecht in dit aardse tranendal.

  • Binnen zeer afzienbare tijd zal een Argentijnse señora, Máxima, het tot opperhoofdin van het Koninkrijk der Nederlanden schoppen.
  • Het kan nooit lang meer duren of Lionel Messi schopt het letterlijk tot de beste voetballer aller tijden.
  • Gisteravond heeft Jorge Mario Bergoglio, de aartsbisschop van Buenos Aires, het zowaar tot paus geschopt.

Dat kan tellen! Alleen die vermaledijde Islas Malvinas ─ door anderen halsstarrig Falkland Islands genoemd ─ krijgen we niet te pakken …

… maar dat komt nog wel. Wacht maar tot ik groot ben!

En nu drinken we nog een yerba mate(ke) en we dansen nog een tango(ke) …

viva

Tombe la neige

Ik heb zo van die bevliegingen …

Vanmorgen kreeg ik plots zin in knisperverse croissants met een lik boter en een kwak honing. De boter en de honing had ik in huis, maar die croissants niet, dus nam ik de kuierstokken en begaf me op weg naar het dorp en de aldaar gehuisveste bakker. Het duurde niet lang of het begon gemoedelijk te sneeuwen, waardoor er ras een lied in me opwelde: Leise rieselt der Schnee. Ik zette het op een zingen, weliswaar niet uit volle borsten     … eh … borst, want ik wilde niet voor gek lopen, maar eerder neuriënd en bijna net zo zacht als de leise rieselende Schneeflöckchen.

daklawineIn het dorp stuitte ik op een met een vlotte babbel gesierde kennis en terwijl hij me met woorden omstrengelde, ging het sneeuwpak op het dak dat zich boven ons uitstrekte onverhoeds aan het schuiven, om vervolgens gezwind het dak te verlaten en neer te storten op … Kunnen jullie het raden? Dan hebben jullie waarschijnlijk verkeerd geraden, want niet ik, maar mijn kennis was het slachtoffer. Ik deelde slechts in heel geringe mate in de brokken.

Desalniettemin zette dit ongelukje me aan het denken. Verslingerd als ik ben op in sneeuw gedompelde bergdorpen was ik van plan om eerlang naar het Zwitserse Engelberg te reizen. Ik kan daar namelijk gratis en voor niks logeren, hetgeen vanzelfsprekend mooi meegenomen is voor een spaarzaam, om niet te zeggen gierig mens. Bij nadere beschouwing zou ik dat echter beter niet doen. Het kan haast niet anders of ik zal daar onder een lawine terechtkomen. Ik kan wel wat leukers verzinnen. Zo is het in mijn geboorteland nu volop zomer … Ook daar kan ik gratis en voor niks logeren. Zou ik?

Smeuïg

Mijn moeder had het culinaire equivalent van groene vingers. Ze kookte meeslepend. Zelf laat ik me ook niet onbetuigd. Ik kan nogal wat samengooien en net als mijn ma gebruik ik uitsluitend echte boter. Naar verluidt is dat niet goed voor mijn closetrol … eh … mijn cholesterol, maar daar zit ik niet zo mee. Een knispervers broodje, knapperig van korst, soepel en rul van kruim, met een flinke lik zilte boter en een plakje belegen Goudse kaas, of een sneetje zijig zachte Parmaham … Ja, doet u me daar nog maar een van. Dat is mijn kostje hoor.

Ik koop mijn boter in een hoeve, nauwelijks twee kilometer bij me vandaan, waar men die nog op ambachtelijke wijze bereidt. Nu ja, ambachtelijk … Het karnen gebeurt allicht niet meer met de hand, want er bestaan tegenwoordig machines die zich van die bewerkelijke taak kwijten, maar een smakelijker product heb ik tot op heden nergens aangetroffen.

Toen ik vanmorgen aan de ontbijttafel aanschikte, bleek het vlootje leeg te zijn. Ik diende me tot de koelkast te wenden, die ik van pakje vrij harde en derhalve onsmeerbare boter beroofde. Per microgolfoven probeerde ik dat op te lossen, maar ik ben een klunshark met zulke wonderlijke toestellen, zodat ik even later aan ’t kliederen ging met het vloeibare vet dat ik eruit opdiepte.

Enkele maanden geleden bevond ik me in een op een adembenemende hoogte gelegen stulpje in het Andesgebergte. Daar zag ik hoe een moeder, die zich liefdevol aan het vieruurtje voor haar kroost wijdde en eveneens met te hard smeersel worstelde, telkens een klont boter in haar mond propte, die tot zachtheid kauwde en vervolgens op de voor haar kinderen bestemde boterhammen uitspuwde. Ik mocht mee-eten, maar daar heb ik beleefd voor bedankt.

Smakelijk!

Zwemmen op het droge

Ik belandde onverhoeds op een luidruchtig feest. Vandaag de dag heet dat een fuif, meen ik te weten. Knoerdharde muziek ─ rampestampen en puinbakken ─ schudde aan de lichamen van een bende halfgaren, die ongebonden zelfexpressie tentoonspreidden en zelfs tot het uiterste dreven. Drie meisjes stonden met delicate voetbewegingen denkbeeldige torretjes te vermorzelen, terwijl de jongens in hun buurt schijnbaar piepers tot puree trappelden. Enkele huppelkutjes moesten blijkbaar nodig, maar alle wc’s waren bezet. Een kwikzilverige snaak zeilde heen en weer alsof hij voortdurend koeienflatsen moest ontwijken en een andere snuiter caprioleerde alsof de vloerverwarming op honderd graden stond.

Ik ontsprong evenwel de dans en beperkte me tot toekijken, want ik wilde me niet belachelijk maken. Vroeger heb ik me nochtans aan zulke moderne bewegingsvormen overgegeven. Daar ben ik echter finaal mee gestopt nadat men me confronteerde met een filmpje dat men daarvan gemaakt had. Mijn tenen krullen nog als ik eraan denk. Tegenwoordig beperk ik me tot de klassiekers. Zo heb ik bijvoorbeeld een nogal spectaculaire, want authentieke Argentijnse tango in de benen. Als je even doorklikt naar het stukje dat ik daarover schreef, Swingend als een tiet, zul je daar een video van zo’n uitvoering aantreffen. Nee, die danser ben ik niet, maar mijn voetenwerk is bijna net zo goed.

Op het feest waarvan hierboven sprake weerklonk er evenwel geen enkele keer tangomuziek. Nu ja, waarschijnlijk was er toch geen partner aanwezig die deze dans samen met mij kon bolwerken, want die zijn dun gezaaid. Ik denk dat ik binnenkort maar eens de oversteek naar Argentinië zal maken.

Op het potje

Ik bied wederom gastvrijheid, onderdak en voedsel aan een jonge Argentijn. Zo gaat dat als je zelf in de buurt van een toeristische trekpleister zoals Brugge woont en je reislustige familie van vaderszijde zich in een ver buitenland ophoudt.

Mijn logé merkte vanmorgen de boodschap op ─ Stilte!!! Genie aan ’t werk. ─ die een ietwat verongelijkte vriendin enkele maanden geleden op de deur van mijn werkkamer heeft achtergelaten, om redenen die ik toentertijd in Subtiele wraak beschreef. Hij wilde natuurlijk weten wat daar te lezen stond en ik kweet me braafjes van een vertaling in het Spaans. Hij trok een gezicht alsof hij iets smerigs rook, haalde de schouders op en ginnegapte:
─”En dan te bedenken dat er een dag geweest is dat het genie in kwestie moest leren niet in zijn broek te schijten.”

Ik wilde dat eigenlijk niet onweersproken laten, maar kon niet meteen een geschikte riposte bedenken, dus zat ik maar wat schaapachtig te lachen. Hij had zo vervelend gelijk.

Pantagrueleske maaltijden

Wie naar Argentinië reist, zal er ongetwijfeld kennismaken met de nationale ritus bij uitstek, waaraan alle lagen van de bevolking deelnemen: de door de gaucho’s overgeleverde asado of de moeder van alle barbecues.

De buffelpartij begint steevast met empanadas: pasteitjes gefarceerd met gehakt in minstens veertien variëteiten. Een delicatesse, maar wel een hartige. Vervolgens staat er vlees op het menu en niet zo’n klein beetje: men voorziet ongeveer een kilogram per capita, inclusief de botten weliswaar, met allerhande worsten, organen en ingewanden als ouverture, gevolgd door het serieuzere werk en de onvermijdelijke mix van sla en tomaten. Je vreet je goed- of kwaadschiks naar een hartinfarct toe en tussen het volstouwen van de voerklep door marineer je het voedsel rijkelijk met rode wijn uit Mendoza, die men hier vaak — o barbaars gebruik! — met spuitwater uit een sifon aanlengt. Tot besluit krijg je confituur van gekookte melk of dulce de leche opgelepeld: het traditionele toetje dat zo onbestaanbaar zoet als zijn naam is.

Daarna drink je thee op gaucheske wijze: een door de Argentijnen in ere gehouden ceremonie. De in het noordoosten van het land geoogste theeblaadjes, de yerba, brengt men onder in een eivormig kalebasje — de mate — dat men na wat vakkundig geschud met kokend water vult. Aldus ontstaat er een infusie, een eerder wrange tisane, die men via een pipet, de bombilla, opzuigt en tot zich neemt, waarna men bijtankt en de mate met de bombilla doorgeeft aan de volgende gegadigde. Als een soort vredespijp gaat het zaakje het hele gezelschap rond. Waar men ook komt en op ieder uur van de dag ziet men vrouwen, mannen en kinderen met de mate in de hand, lurkend aan de bombilla, de thermosfles in de aanslag.

Ik vind het een beetje als gekookte marihuana smaken, al zou ik bij god niet weten waar of wanneer ik ooit gekookte marihuana geproefd heb.

Bij gebrek aan gebruiksaanwijzing

In het hoge noorden van Argentinië bevind ik me samen met een vriend, Agus, in het onherbergzame Andesgebergte, zo’n adembenemende vierduizend meter boven de zeespiegel. Per sterkwielige wagen doorkruisen we een wonderbaarlijke kloof: de Quebrada de Humahuaca. Het brutale landschap, naar alle kanten doorspietst met de kandelaars van de boomdikke orgelpijpcactus, aldaar saguaro genoemd, vormt formidabele, in elkaar uitmondende cañons met loodrechte wanden van kristalrotsen, iriserend in een symfonie van tinten, waartussen zich een met keien en rotsen bezaaide hoogvlakte uitstrekt: de puna of altiplano. Het lijkt een plek om westerns te draaien, maar we ontmoeten er geen cowboys, geen paarden, koeien of bizons, maar lama’s, vicuña’s, alpaca’s, ezels en — jawel! — echte indianen: de trotse, zwijgzame Colla’s met hun getaande huid, hun spleetogen en hun blauwzwarte haar. De cholas (vrouwen) zetten hoeden op en zijn omgord met een niet nader te bepalen aantal bonte rokken, terwijl de cholos (mannen) zich in boelewaaiponcho’s hullen.

Nabij de grens met Bolivia kruist de Trópico de Capricornio ons pad ─ bij ons beter bekend als de Steenbokskeerkring ─ en even later houden we halt in een onooglijke nederzetting waar uitslaande, want door wijn gevoede feestvreugde heerst. In afwachting van het vermoedelijke niets wil men er kennelijk plezier beleven aan het voorlopige iets. Er weerklinkt verfrissende muziek van quena’s en pinkullo’s, erques en charango’s, bombo’s en gitaren en de bewoners geven zich in jolig groepsverband over aan folkloristische dansen: huppelende baguala’s, klaaglijke vidala’s en hartstochtelijke carnavalito’s.

Aanleiding tot het gedruis is naar verluidt de geboorte van een nieuwe dorpsbewoner. Willen we de pas aangekomen telg misschien een keertje aanschouwen? Agus en ik zijn beiden keurig netjes opgevoed en aangezien we mogen mee-eten en meedrinken, spreekt het vanzelf dat we wat belangstelling tonen voor het feestvarken …. eh … het feestbiggetje. De kersverse vader graait in een soort kribbe en tovert een pakketje tevoorschijn dat nog het meest op een duchtig omzwachtelde minimummie lijkt. Gehuld in de milde schemer van alcohol maakt hij met moeilijk te besturen handen wat van die windsels los en hij toont ons met onverholen trots … een paar uitermate poezelige voetjes.

Agus en ik staan daar verbaasd naar te kijken. De vader eveneens, maar dan draait hij het kind inderhaast een halve slag om, zodat we na het verwijderen van nog wat doeken het snoezige snoetje kunnen bewonderen.
─”O, wat een honneponnig kindje!” roepen Agus en ik verrukt, maar dan in het Spaans.
De vader zet het op een glunderen dat aan extase grenst, maar dan begint dat honneponnige kindje hevig te kotsen. Tja, men zou van minder … eh … ondersteboven zijn.

Aaipoes spelen

Iedere taal heeft van die woorden waarvoor er geen goede vertaling bestaat, omdat ze eigenlijk moeilijk te definiëren zijn. Het Spaanse woord piropo is daar een voorbeeld van.

Een piropo is een amoureus, ja zelfs flirterig complimentje waarmee men zijn bewondering en dankbaarheid voor de schoonheid van een meisje of vrouw uitdrukt. Hoewel het gebruik in alle Spaanssprekende landen bestaat, is het vooral in zwang in Buenos Aires, de Argentijnse hoofdstad, waar men ─ het is algemeen bekend ─ de charmantste en elegantste vrouwen van het hele continent, indien al niet van de wereld aantreft. Ik kan er van meespreken.

In Argentinië is de piropo niet alleen een traditie die men in ere houdt, maar men heeft die zelfs verheven tot een kunstvorm, net als de tango. Wat de voeten voor de tango zijn, is de mond voor de piropo. Wie door Buenos Aires kuiert, zal het tientallen keren meemaken: een man benadert een wildvreemde vrouw, bedenkt haar met een min of meer spitsvondige aardigheid, neemt haar glimlach in ontvangst en vervolgt zijn weg. Het kan vreemd lijken, toch zeker voor iemand die hoofdkwartier houdt in een tochtgat aan de Noordzee, waar men galanterieën als vrijpostigheden beschouwt, die men met toornige blikken of zelfs een kaakslag dient te vergelden, maar in Latijns-Amerika neemt geen mens er aanstoot aan. Hoe vindingrijker de piropo is, hoe groter de appreciatie van de ontvangster ervan zal zijn.

Er bestaan vanzelfsprekend talloze minder geslaagde en zelfs vulgaire piropo’s. De echte piropo is subtiel, gekruid met een verfijnd machismo, en men biedt die aan als een anoniem geschenk.

Si la belleza fuera delito, yo te hubiera dado cadena perpetua.
Als schoonheid een misdaad was, zou ik je levenslang gegeven hebben.

Me gustaría ser tu sombra para seguirte todo el día, y cuando el sol se apague morir con alegría.
Ik zou graag je schaduw zijn, om je de hele dag te volgen en vreugdevol te sterven als de zon ondergaat.

Tener algo que me recuerde a ti, sería admitir que te puedo olvidar.
Iets hebben dat me aan jou herinnert, zou toegeven zijn dat ik je kan vergeten.

Puede que no seas perfecta, pero tus defectos son encantadores.
Het is mogelijk dat je niet perfect bent, maar je tekortkomingen zijn verrukkelijk.