In de zijstraatjes van het Nederlands ─ 9

Ik zag onlangs een betonmixer ─ zo’n op een vrachtwagen gebouwde, tijdens het vervoer langzaam draaiende trommel voor betonspecie, die men ook wel een agitator noemt ─ en wat las ik op de flank van dat gevaarte? U vraagt, wij draaien. Lang geen slechte slogan, vind ik.

Er woont een boomverzorger bij me in de buurt en ook zijn voertuig getuigt van spitsvondigheid, want daarop staat: De boom in? Met veel plezier!

In het West-Vlaamse Koekelare kun je terecht in een bowling met de naam De Goe Smete, hetgeen vertaald De Goeie Worp betekent. 

Ik keek televisie en zag een Australische bejaarde, die weigerde zich in een ziekenhuis te laten verzorgen. “I am not a guinea pig”, zei hij en de ondertitelaar vertaalde dat als: Ik ben geen cavia. Hij of zij wist kennelijk niet dat het Engelse guinea pig zowel marmot als proefkonijn kan betekenen.

Ik heb vroedvrouw altijd een raar woord gevonden, want het doet me denken aan een wroetende vrouw, terwijl ze net wroetende vrouwen dient bij te staan en zelf eigenlijk niet hoeft te wroeten. Of toch?

Als ik in de middeleeuwen geleefd had, zou ik ongetwijfeld als minnestreel door het leven gegaan zijn. Minnestreel … Tijdens de uitoefening van mijn beroep zou mijn zoetgevooisde, in zachtzinnigheid gedrenkte stem ongetwijfeld talloze beminde oorschelpjes strelen. Om van de rest nog te zwijgen.   

Ravotten is ook een van mijn favoriete woorden. Het woord is net zo prettig als de handeling zelf.

Ik heb onlangs zelf ook een nieuw Nederlands woord bedacht, namelijk deugdknorren. Het betekent knorren van genot, maar dat hadden jullie ongetwijfeld al geraden. Ik zal jullie niet verklappen hoe en wanneer ik het woord verzonnen heb, want daar hebben jullie geen affaires mee, maar ik zal wel proberen om het ingang te doen vinden, zodat het eerlang in Van Dale terechtkomt.

The Author