Hocus pocus

Toen ik het hier een paar dagen geleden over vermeend magische kaarsen had, liet ik doorschemeren dat ik al eens eerder ten prooi gevallen was aan een gebeurtenis, die even onverklaarbaar was als bijvoorbeeld de onverwoestbare maagdelijkheid van Maria. Het toeval wil dat deze dame van onberispelijke en dus onbesproken levenswandel de hoofdrol speelt in wat ik jullie nu ga vertellen.

In het diepe zuiden van Frankrijk, aan de rand van de melancholische Pyreneeën, bevindt zich een wereldvermaard bedevaartsoord: Lourdes. In lang vervlogen tijden zou de moeder van God zelve, Maria, zich daar herhaaldelijk gemanifesteerd hebben en het eenvoudige meisje, Bernadette Soubirous, was telkens getuige van dat raadselachtige verschijnsel.

Mensen willen graag van iets magisch dromen en zulke niet alledaagse voorvallen spreken in niet geringe mate tot de verbeelding, dus begon men zich in groten getale naar Lourdes te begeven. Het duurde dan ook niet lang of er voltrokken zich daar wonderbaarlijke fenomenen: zieken en gebrekkigen genazen er op onbegrijpelijke wijze van onheelbare kwalen. Nou, daar kwam vanzelfsprekend veel volk op af en dat is nu nog steeds het geval.

Ik zal niet meer dan zes uur in Lourdes doorgebracht hebben, maar toch heb ik met eigen ogen zo’n mirakel aanschouwd. Ik zag namelijk een man in een invalidenwagen, die zich aan het heilzame water van de bron laafde en zie … opeens waren de wielen van zijn karretje voorzien van nieuwe banden. Sorry hoor, maar die wou ik even kwijt.

Ik ben maar zo kort in Lourdes gebleven, omdat het stadje niet bepaald een hartverheffende aanblik bood. Je kon er onmogelijk de confrontatie met de misère van de wereld vermijden en al die lichamelijk benadeelden klampten zich vast aan een laatste strohalm, die helaas valse hoop heette. Bovendien vierde de commercie er dusdanig hoogtij, dat het bijna stuitend was. Nee, ik werd er niet bepaald vrolijk van, dus trok ik spoedig de bergen in, voorzien van een flacon met water van de geneeskrachtige bron. Ik was van plan om dat flesje cadeau te geven aan een zieke en zeer gelovige buurvrouw, maar dat ging niet door, omdat ze bij mijn thuiskomst al niet meer tot de levenden behoorde. Het vermeende toverdrankje verdween derhalve in mijn medicijnkast.

Maanden later kreeg ik op een avond plots ziedende koorts. Binnen de paar minuten steeg mijn temperatuur naar bijna veertig graden en toen de dokter arriveerde, gingen mijn tanden tekeer als een klappermolen. Ik bleek aan een darmontsteking te laboreren en die trakteerde me tijdens de daaropvolgende dagen op lancinerende pijnen, die nauwelijks te harden waren. Toen ik opnieuw en nog maar eens weeklagend door mijn woning heisterde en op zoek naar soelaas mijn medicijnkast openrukte, kreeg ik dat flesje in handen.
─”Baat het niet, het schaadt ook niet”, dacht ik en ik nam een flinke slok.
Een mens doet wat in zijn wanhoop.

En toen gebeurde het onvoorstelbare. Het was alsof er in mijn buik een elastiekje knapte ─ plok! ─ en meteen daarna bedaarde die helse pijn, om niet meer op te flakkeren.

Zoiets verzin je toch niet! En nee, van wat jullie hierboven lezen, heb ik inderdaad geen enkel woord verzonnen.

The Author