Naar de verdommenis

In mijn hoedanigheden van zowel hartstochtelijk boekenliefhebber als verwoed verzamelaar ben ik de nogal trotse bezitter van een zeldzaam boek. Het betreft een eerste druk uit 1848 van Vanity Fair, het opus magnum van William Makepeace Thackeray, dat verlucht is met schetsen van de hand van de auteur zelf. Ik heb er werkelijk geen idee van hoe waardevol mijn exemplaar zou kunnen zijn en eigenlijk houdt het me echt niet bezig.

Een maand of wat geleden heb ik het boek, na lang aarzelen en zeer tegen mijn zin, uitgeleend aan een student, die zich in de pennenvruchten van Thackeray verdiepte en graag kopieën van de illustraties wilde maken.

Gisteren bracht hij het terug. Bleek dat hij het compleet naar de filistijnen geholpen heeft. Het boek telt bijna zeshonderd pagina’s. Die zijn nu allemaal voorzien van onderstreepte woorden en kanttekeningen. Ik kreeg een hartklap toen ik het zag.
─”Ben jij nu helemaal van de pot geplukt en van de ratten besnuffeld!?” begilde ik me terwijl ik mijn ledematen probeerde weg te gooien.
─”Het is … ik heb ’t expres met potlood gedaan”, stamelde hij.

Dat achterlijk ezelsveulen heeft het expres met potlood gedaan. Ik zal godverdomme een potlood stoppen waar hij het niet kan hebben! Een heel dik potlood!

Ja, ik heb ontzettend de tering in en als jullie nu nog niet weten waarom, moeten jullie even naar het prentje hieronder kijken. Dat is toch om te janken! Dat boek heeft eeuwen getrotseerd en nu is het om zeep.

The Author