Hoe Brugge in het water viel

Ik was gisteren van plan om met mijn tijdelijke huisgenoot een bezoek aan Brugge brengen, dus bevond ik me rond halftien in de badkamer, teneinde er de laatste hand aan mijn opsmuk te leggen. Terwijl ik krachtdadig in de weer was met flessen, potten en tubes vol heerlijke balsems, crèmes, gels, lotions, poeders en parfums doofde plots de lamp boven mijn hoofd.
“Krijg nu tieten!” foeterde ik. “Die ledlampen zouden toch een levensduur van twintigduizend branduren hebben? Die van mij is nog geen maand oud.”
Ik was nog bezig me te ergeren toen de deur een bedeesd geklop te verwerken kreeg.
“¡Adelante!” riep ik manhaftig, want de Vlaamse of Nederlandse varianten – Kom moa bin! of Kom binnen! – zouden Chinees geweest zijn voor mijn Spaanstalige logé.
“Je computer heeft opeens rare kuren”, vernam ik uit zijn mond. “Hij flikkert en hij piept …”

Er bleek in mijn woning wel meer te flikkeren en te piepen, want het overgrote deel van de stopcontacten en lichtschakelaars hapte naar adem, of beter gezegd naar stroom, terwijl een paar daar kennelijk geen last van hadden. Er was duidelijk een kink in de kabel ─ ik schreef bijna stront aan de knikker, maar ik wil het proper en welvoeglijk houden ─ dus telefoneerde ik naar de klantendienst van mijn distributeur, doorliep het onvermijdelijke keuzemenu en kon er, na het al even onvermijdelijke wachten met muziek, mijn verhaal kwijt aan het bereidwillig oor van een kostgangster der aardkloot.
“Ik kan een technicus naar u toesturen,” zei ze, “maar als het defect te wijten is aan de binneninstallatie, zal hij u doorverwijzen naar uw elektricien en zult u van ons wel een rekening van € 97,09 gepresenteerd krijgen voor de nutteloze verplaatsing.”
“Nu nog mooier!” protesteerde ik. “Hoe kan ik, in mijn hoedanigheid van leek die zelfs een beetje bang is van elektriciteit, in vredesnaam achterhalen waar de boel spaak loopt?”

Dat kon ze me vertellen. Ik diende achtereenvolgens de hoofdschakelaar, de verliesstroomschakelaar en alle zekeringen op het verdeelbord uit te zetten en vervolgens in dezelfde volgorde weer aan te zetten. Als ik dan nog geen stroom had, mocht ik haar terugbellen, want dan was er waarschijnlijk een fase uitgevallen en dat diende mijn distributeur te verhelpen.
Vijf minuten later hing ik weer aan de telefoon en ze beloofde om meteen een technicus te waarschuwen, die gegarandeerd binnen de twee uur te mijnent zou neerstrijken.

Ik begon meteen met verlengsnoeren en verdeeldozen te goochelen om de belangrijkste toestellen ─ koelkast, diepvries, Senseo, computer, telefoon, verwarming ─ in mijn woning van stroom te voorzien. Met onverholen bewondering sloeg mijn huisgenoot mijn bezigheden gade. Of was het verbazing en ongeloof? Als twee spinnen zaten we daarna in ons dradenweb op onze prooi te wachten. Er verstreek een uur. Er verstreken twee uren. Er verstreken drie uren. Er smeulde al enige tijd dreiging in mijn ogen en mijn mond begon op een sabelhouw te lijken. Er verstreken vier uren. Ik vloog op als buskruit, greep de telefoon, toetste met nijdige vingers het nummer in …

“Er is blijkbaar iets fout gelopen”, zei ze laconiek. “Ik informeer even bij dispatching.”
Dispatching! Dispatching?! Hebben ze daar geen Nederlands woord voor?! Opnieuw probeerden ze me met die vervloekte pokkenmuziek te paaien. Men kan me martelen met dat soort deunen.
“Over tien minuten zal onze technicus bij u zijn”, verzekerde ze me toen haar stem bij me terugkeerde.
“Ik hoop voor u dat het waar is”, sprak ik dreigende taal.

Het was waar. De technicus kwam. Eerst probeerde hij ons te imponeren met het manipuleren van wat meettoestellen en daarna verkondigde hij dat hij bij een verderop gelegen verdeelkast het euvel diende te herstellen. Dat kon wel een uurtje duren.

Om drie uur waren alle plooien eindelijk gladgestreken en konden we weer naar hartenlust over stroom beschikken. We hebben Brugge niet meer gezien …

… maar nu zijn we weg!

The Author