Bange blanke man

Ik ging het huis uit, fietste onder de pathetische gewelven van loofbomen in de feesttooi van de dood en viel zowaar ten prooi aan melancholie, hetgeen eigenlijk niet meer is dan verdrietelijkheid waarover men niet klaagt.

Het duurde niet lang of het bospad maakte plaats voor een schaars begaan weggetje, dat geflankeerd werd door uitgestrekte velden en weiden. Uitgerekend daar verscheen opeens een kaduke bestelwagen: een gedeukt en roestig vehikel dat al jaren zijn houdbaarheidsdatum tartte. We naderden elkaar omzichtig en het voertuig stopte pal naast me. De chauffeur en zijn passagier waren duidelijk van Noord-Afrikaanse origine, zoals men dat enigszins eufemistisch uitdrukt, en ze staarden me zo doordringend aan dat ik door vage vrees bevangen raakte. Ik speerde weg en fietste zowat de benen uit mijn reet, maar wat ik al vreesde, gebeurde daadwerkelijk: de bestelwagen keerde, kwam achterop, haalde me in, stak me voorbij … en hield iets verderop halt. Beide inzittenden sprongen tevoorschijn en posteerden zich op het asfalt.

Ik zat danig met de poepers, zoals dat in Vlaanderen heet, maar gaf toch blijk van tegenwoordigheid van geest, sloeg snel de eerste de beste landweg in, hobbelde wel vijf minuten tussen maisvelden, trotseerde diepe modderkuilen en hoge bulten, tot ik in de bewoonde wereld terechtkwam, waar ik een putdiepe zucht van opluchting slaakte en me in een drankgelegenheid verschanste.

Ik denk niet dat die twee van plan waren om me de weg te vragen.

The Author