Pistekieten

Hoewel ik jaarlijks ongeveer tienduizend kilometer – ja, jullie lezen het goed – met mijn Harley Trapson afhaspel, durf ik mezelf allerminst de allure van sportief fietser aanmeten. Ik verplaats me trouwens met een heel gewone fiets, die voorzien is van een computertje, een gps, slechts vijf versnellingen en twee ruime fietstassen, waarin ik zowat mijn hele hebben en houden onderbreng.

Omdat ik in hoge mate van de mij omringende natuur wil genieten, laat ik me niet haasten en slof ik met een gezapige vaart doorheen de landschappen die ik op mijn weg ontmoet. Het zal dan ook niemand verbazen dat ik regelmatig ingehaald word door dames en heren die wel sportieve ambities koesteren. Daarbij valt het me op ─ het zal wel geen inbeelding van me zijn ─ dat steeds meer mannen toegerust zijn met massieve, ja zelfs mastodontische kuiten.

Laatst maakte ik een fietstocht in het gezelschap van mijn zeer gewaardeerde vriend, Reinhold, die van nature met een plastische babbel gesierd is en soms zelfs gespierde kazernetaal in de aanbieding heeft.
─”Wat hebben veel mannen tegenwoordig echte ballonkuiten”, liet ik me ontvallen.
─”Ja, ze hebben ferme stampers onder hun zeikbak”, monkelde Reinhold.
Ik moest daar zo om lachen dat ik bijna in een sloot kukelde.
─”Je hoort me niet beweren dat die van mij er als ranke cipressen uitzien,” opperde ik, “maar het scheelt toch niet veel.”
─”Ranke cipressen!” riep mijn gezel. “Jij hebt pistekieten!”

Pistekieten. Ik blijf het een heerlijk West-Vlaams woord vinden en eigenlijk ben ik best tevreden met mijn pistekieten.

Waarschuwing: als je nu door bossen wandelt of fietst, krijg je gegarandeerd eikels op je kop, behalve als het naaldbossen zijn.

The Author