Kinderopvang

Ik bewandelde een sponzig pad in het bos en stond plots oog in oog met … een onvergezelde, blootvoetse, van snottebellen voorziene dreumes van een jaar of twee. Daar viel me toch even de bek van open. Toen ik die weer dichtgeklapt had, vroeg ik aan het jongetje (of was het een meisje?):
─”Waar zijn je mama en je papa?”
─”Dada”, zei hij en hij brabbelde nog wat in het onverstaanbaars, terwijl hij uitbundig zwaaide met het vlaggetje dat hij/zij in zijn/haar knuistje gekneld hield.
Ik keek om me heen, maar in geen velden of wegen viel er iemand te bespeuren en al evenmin in het geboomte dat ons omringde.
─”Hallo!” riep ik. “Is hier iemand in de buurt?”
Ik kreeg geen gehoor.

Ik stond een wijle besluiteloos. Toen nam ik een kloek besluit en trok mijn mobieltje. Die dingen zijn meestal een vloek, maar een zeldzame keer ook een zegen. Ik belde de politie en deed mijn verhaal. Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat de persoon die me aanhoorde me niet geloofde, maar hij beloofde toch om iemand te sturen.

Luttele minuten later hoorde ik het paniekerige gekrijs van een vrouw, die meteen daarna molenwiekend op het pad verscheen en met opgestreken zeil op me afstevende.
─”Ha, hier is hij!” krijste ze en ze keek me giftig aan, alsof ik de hummel meegelokt of zelfs ontvoerd had.
Ze nam haar nakomeling op de arm en maakte aanstalten om zich uit de voeten maken. Ik vroeg haar om nog even te blijven, om de op komst zijnde politie tekst en uitleg te verstrekken, maar dat weigerde ze botweg. Of ze me dan misschien haar naam en adres wilde geven? Ook dat vond ze niet nodig. Ze ging er doodgemoedereerd vandoor.

Ik stond op het punt om mijn vraag om hulp te annuleren, toen er twee agenten op het pad verschenen. Ik deed mijn verhaal en ze waren daar niet echt blij mee, leek het me. Ik vermoed zelfs dat ze in hun logboek genoteerd hebben dat er een steekje aan me los is en dat ik zo het gesticht in kan.

The Author