Flodderen

“Het blijft droog tot de vooravond”, voorspelde een televisieweervrouw en ik, sullemans, geloofde haar onvoorwaardelijk. Ik haalde mijn rijwiel van stal, klauterde erop met de zwier van een saltimbanque ─ nu ja ─ en stuurde mezelf de nogal saaie polders in. Het zijn geen landschappen die enthousiaste superlatieven aan me ontlokken, maar we doen het ermee.

Op een gegeven moment bevond ik me in een gebied dat een aaneenrijging van vertes was en zich derhalve onafzienbaar uitstrekte. Daar zag ik zware wolkenpakken in hevig gedrang opdoemen en plotseling hoorde ik een luid gekraak. De oorzaak daarvan was … een wolkbreuk met alles erop en eraan: snoeiharde regen, striemende hagel, in de lucht graaiende bliksems, donder als kanongebulder, zwabberende windvlagen. Ik kon nergens schuilen en in mijn fietstassen trof ik niets aan dat me bescherming kon bieden, omdat ik vanwege de positieve weersvoorspelling verzuimd had regenkleding mee te nemen. Dat noodde geenszins tot lachen en ik was er dan ook absoluut niet mee opgezet.

Het duurde niet lang of Ik had geen droge draad meer aan mijn lijf. Ik was het sop uit mijn kloten geregend, zegt men in het West-Vlaams, maar dat vind ik een nogal onbehouwen, om niet te zeggen platvloerse uitdrukking. Laten we zeggen dat ik zo nat was als een … bezeikte zak.

Nu zou ik toch eens willen weten wanneer de vooravond eigenlijk begint. Volgens mij toch zeker niet om twee uur ’s middags.

Ik pleit er tevens voor dat men her en der hokjes neerpoot, waarin fietsers bij kladderig weer kunnen onderduiken.

The Author