Mislukt sprookje

Ik dwaalde door de supermarkt en had net een bokaal honing van het schap geplukt toen een meisje me aansprak. Ik schatte haar een jaar of vijf en ze was een mensenverrukkend mooi schepseltje.

─”Ik ben een prinses”, zei ze met een zangerige modulatie in haar stem en ze wees trots naar de gele kroon die op haar hoofd prijkte: een ornament van karton en geglansd papier.
─”Tjonge, wat zie jij er knap uit!” riep ik verrukt. “Heb je ook een gouden koets met witte paarden?”

Op dat moment verscheen er een morsig vrouwmens. Vermoedelijk was zij de moeder van het prinsesje.
─”Ik heb je toch gezegd dat je bij me moest blijven!” krijste ze en ze gaf het kind gelijk een fleer om de oren.
─”Harrejakkes!” gaf ik lucht aan mijn verontwaardiging. “Was dat nu werkelijk nodig?”
─”Bemoei je er niet mee”, zei ze en ze kogelde me neer met haar blik. “Weet je wat jij moet doen? Je tong inslikken. Kun je buikspreken.”

Soms wou ik dat er reuzen bestonden, die labberdoedassen geven aan volwassenen die zich misdragen. ’t Zal wel niet zeker?

Zou ik echt kunnen buikspreken als ik mijn tong inslik?

The Author