Een uitbundig welkom

─”Je moet eens op bezoek komen”, zei David toen ik hem een paar weken geleden tegen het lijf liep.
Hij is indertijd als knaap en samen met zijn moeder uit een ver buitenland naar hier overgewaaid en ik heb toen een niet gering aantal Nederlandse lessen aan hem verstrekt. Ondertussen is hij een volwassen man van drieëntwintig en hij woont samen met zijn vriendin in een nabijgelegen dorp.
─”Ik moet helemaal niks”, grapte ik.

─”Wanneer kom je nu eindelijk een keertje op bezoek?” vroeg hij toen ik hem verleden week opnieuw ontmoette.
─”Schikt het je nu zondagmiddag?” stelde ik voor.
Het schikte hem.

Ik was nog maar net door een vleesetende fauteuil verslonden toen zijn smartphone een onnozel geluid produceerde omdat er een sms binnenliep. Hij nam ruimschoots de tijd om het bericht te lezen en te beantwoorden. Ik wachtte geduldig tot hij daarmee klaar was, want ik kon bezwaarlijk een gesprek met zijn vriendin aanvatten aangezien ze in geen velden of wegen te bespeuren was. Ik zat daar in een nimbus van peinzend zwijgen.
─”Wil je wat drinken?” informeerde hij minuten later.
─”Ik hoopte er al niet meer op”, meesmuilde ik. “Doe mij maar een biertje.”
Hij begaf zich naar de keuken en ik hoorde hoe het mobiele communicatietuigje opnieuw zijn aandacht opeiste. Hij keerde bij me terug zonder drank, terwijl zijn vingers ijverig toetsjes bewandelden.

Om een lang verhaal kort te maken: na ruim een halfuur hadden we amper een woord gewisseld, stond ik nog steeds droog en was hij onvermoeibaar met die vervloekte smartphone bezig. Ik ben het afgetaaid, met de ietwat knorrige mededeling dat ik wel een keertje terug zou keren als hij het minder druk had.

Hij heeft me ondertussen al drie berichtjes gestuurd, maar die wil ik vooralsnog niet beantwoorden. Ik ben namelijk niet verslaafd aan mijn mobieltje en bovendien wil ik hem eerst een beetje laten sudderen.

The Author