For old times’ sake

Tijdens een van mijn omzwervingen hobbelde mijn fiets over de kasseienstraatjes van een nogal schilderachtig West-Vlaams sprookjesboekdorp. Witte, nogal slordig neergelegde huizen met gewelfde, tussen schoorstenen hangende pannendaken zochten beschutting onder een torenspitsloos en dus vrij plomp kerkgebouw, waaruit evenwel het frivole geluid van een beiaard opborrelde, als betrof het een carillon van ijsblokjes in een kristallen glas. Ik bleek me in Lissewege te bevinden en daar was ik zover ik me kon herinneren nooit eerder geweest.

Dra kwam ik bij een idyllisch, want met weelderig rankende bloemen afgelijnd waterloopje, waarrond zich enkele door de horeca geëxploiteerde etablissementen schaarden. Ik had een kerelshonger, dus betrad ik even later het door de eeuwen gebeitst interieur van een restaurant: met damast opgesmukte tafels in een sfeer van nonchalante chic en een entourage van nostalgie en romantiek. Ik was er op dat moment de enige klant en dacht: Oei, dat zal me hier een schep geld kosten. Zoals jullie weten ben ik nogal op de penning, maar anderzijds ben ik ook niet geneigd om nog van front te veranderen als ik eenmaal de eerste stap gezet heb. Ik was binnen, dus bleef ik binnen.

De maître d’hôtel kwam naar me toegesneld, keek naar me alsof er zich een geest manifesteerde en riep op zeer onprofessionele wijze:
─”Kus nu mijn klooster! Wat smijten ze hier nu binnen?”
Hij stak zijn hand naar me uit en toen herkende ik hem ook: een jeugdvriend van me, met wie ik heel veel uren zoekmaakte en dolle avonturen beleefde, tot we op ’s levens kronkelpaden verdwaalden en elkaar uit het oog verloren.
─”Ik dacht dat je eigenaar was van een hotel in het zuiden van Frankrijk”, meende ik me een gerucht te herinneren.
─”Dat was zo tot voor een paar jaar”, zei hij. “Toen heb ik dit hotel-restaurant gekocht.”
─”Is dit jouw optrekje?” verbaasde ik me. Hij knikte trots. “Dan heb je fortuinlijk geboerd”, vond ik.

Het ging hem inderdaad voor ’t lapje, want amper een halfuurtje later was het restaurant volgelopen en zaten er meer dan zestig mensen vadsig te happen en te slempen. Dat bracht veel drukte mee (en allicht nog meer geld in ‘t laatje), waardoor we nauwelijks de tijd kregen om met elkaar te praten, laat staan om op ons gezamenlijk verleden te kluiven, maar we hebben afgesproken om binnen afzienbare tijd samen wat te doen.

Toen een van de kelners me de rekening bracht, bleek dat een briefje te zijn met de mededeling “For old times’ sake” en een onbeduidend cijfertje (nul) als eindbedrag.

En zo was ik tegen de verwachting in toch nog goedkoop uit geweest.

The Author