Een baarse streek

Het is akelig als de telefoon ’s nachts overgaat, want meestal voorspelt dat niet veel goeds. Nu is het om vier uur ’s ochtends niet echt meer het holst van de nacht, maar het blijft toch nog altijd een onwelvoeglijk tijdstip. Ik schrok dan ook toen het toestel op mijn nachtkastje me uit de slaap rukte. Hoewel ik nog niet helemaal bij mij positieven was, herkende ik meteen de stem van Reinhold, die sinds jaar en dag mijn vriend en tevens mijn spitsbroertje is. We hebben samen door vele watertjes gezwommen en we kennen elkaar van haver tot gort. Er blijven niet veel mensen over die me dierbaar zijn en die ik om me heen kan velen, maar hij staat vrij hoog op dat lijstje en mag bij mij dus een potje breken.
─”Heb je in je bed gepist?” vroeg ik.
─”Nee, maar ze hebben me opgesloten.”
─”Je meent het!” gaf ik lucht aan mijn verbazing. “Wat heb je uitgespookt?”

Sinds zijn echtgenote hem voor een beter exemplaar ingeruild heeft ─ al staat dat nog te bezien ─ woont hij zes hoog in een flatgebouw aan de rand van Brugge en dus niet zo ver bij me vandaan. Omdat hij, net als ik, regelmatig buitengewoon verstrooid is, had hij de avond voordien zijn sleutels aan de buitenzijde van de deur laten zitten en iemand ─ wellicht een medebewoner die zichzelf als de leukste thuis en in de belendende percelen beschouwde ─ had er niets beters op gevonden dan doodleuk de sleutel om te draaien en Reinhold van zijn vrijheid te beroven.
─”Kun je misschien even tot hier komen, want ik heb vroege ochtenddienst?”
─”Ik ben er over tien minuten.”
─”Breng je voor alle zekerheid jouw sleutel mee? Het is heel goed mogelijk dat ze de mijne meegenomen hebben.”

Ik begaf me op weg om de gevangene te verlossen, hetgeen een werk van barmhartigheid is. Stel je voor dat er brand uitbreekt en dat je niet kunt ontsnappen omdat zo’n zultkop je nodig in de zeik wou nemen.

The Author