Hossen in de bossen

Ik wist eerst niet wat ik hoorde, dus hield ik zowel de tred als de adem in en luisterde. Het was gezang. Hoewel de stem duidelijk bij een vrouw hoorde, leek die toch niet echt aan een verlokkelijke sirenenboezem te ontstijgen. Het klonk eerder als … ja, hoe moet ik het het omschrijven? … als het strijdlied van een amazone die nodig naar de zangles moest:

Wij zijn dol op de bossen
Daar kunnen we hossen
Daar kunnen we klossen

Het lied kwam op me af langs het bospad, samen met de dame die het ten beste gaf. Ik schatte ze een jaar of zeventig en ze stak in een voor haar leeftijd erg sportieve outfit: een zwierige jopper, een drollenvanger met Schotse ruiten en op combatboots lijkende stappers. Ze hield er stevig de tred in, marcheerde me uit volle borsten zingend voorbij en zwaaide joviaal naar me. Kijk, dat vond ik de ware spirit. Ik schaarde me aan haar zijde, synchroniseerde sprongsgewijs mijn pas met de hare en weg waren we!

Jo met de banjo
En Lien met de mandolien
Kaatje met haar mondharmonicaatje
Truitje met haar luitje
Je moet dat clubje zien
Dol op een man
Dol op een man
Wij zijn zo dol op de mandolien.

Gelachen dat we hebben!

The Author