Trappenlol

Ik veronderstel dat men me waarschijnlijk als een prima gesprekspartner beschouwt, maar geen uitmuntende. Ik ben namelijk niet gesierd met een vlotte babbel en beschik evenmin over verbaal lef of dodelijke welsprekendheid. Wat me echter vooral ontbreekt, is de vaardigheid die sommige mensen tentoonspreiden ─ vooral vrouwen heb ik de indruk ─ om op stel en sprong te riposteren. Mijn geestige invallen duiken meestal te laat op, als ik die niet meer gebruiken kan. Ik zal vermoedelijk niet de enige zijn die met dit euvel behept is, want in vrijwel alle talen bestaat er een naam voor het verschijnsel. In het Engels is dat ‘staircase wit’, de Fransen noemen het ‘l’esprit de l’escalier’, bij de Germanen is het ‘Treppenwitz’ en Nederlandstaligen hebben er ’trappenlol’ voor bedacht: zijnde de perfecte, briljante, gevatte of grappige repliek die je pas te binnen schiet als je al vertrekkensklaar op de trap staat en het dus te laat is om die uit te spreken. Zoals ik hierboven al aangaf, hebben personen van vrouwelijke kunne volgens mij minder last van trappenlol. Gisteren heb ik daar in een tijdspanne van nauwelijks een kwartier twee keer een bewijs van gekregen.

Tante Post heeft het bestaan om hun in mijn dorp gevestigde kantoor te sluiten. Ze moesten zich schamen! Als ik van hun diensten gebruik wil maken, moet ik me derhalve vijf kilometer verplaatsen. In normale omstandigheden is dat nauwelijks een probleem, maar aangezien ik tijdelijk minder mobiel ben, dien ik daarvoor een beroep te doen op bereidwillige hulp. Gisteren was dat een vriendin van me. Ze was net op reis geweest en ik kan jullie verzekeren dat ik meer dan een beetje aansprak had. Ze hield een kwieke stroom van opgeruimd gebabbel gaande, ontkurkte de ene anekdote na de andere en ging dusdanig op in haar vertelsels dat ze een afslag vergat te nemen.
─”Hu paard, je moest hier rechts!” riep ik.
─”Tuurlijk!” zei ze. “Ik wilde even testen of je wel bij de zaak was.”

Minuten later scharrelde ik achter een looprek het postkantoor in. Toen ik aan de beurt was en naar het loket tjaffelde, keek de dame die daar zat op en ze riep:
─”Doe het vooral rustig aan, meneer! Ik zit hier toch de hele dag.”

Waaruit blijkt dat noch mijn vriendin, noch de loketbeambte last hebben van trappenlol.

The Author