Het sprookje van de uil en de kauw

Het tracé van de spoorweg tussen Torhout en Oostende is tegenwoordig een fietspad: De Groene 62. Ik mag er graag gebruik van maken. Men kan bezwaarlijk beweren dat het weggetje doorheen opwindende landschappen koerst, maar het is er rustig, meestal is er alleen maar verte te zien en de mysterieus om zich heen woekerende natuur heeft het er voor het zeggen.

Ter hoogte van het dorp Eernegem pleeg ik halt te houden op een idyllische plek: een ruisend park van zwaar en oud geboomte, vijvers waarop waterlelies spelevaren en die grote goudvissen herbergen, leestafels met poëtische ontboezemingen … Ik vestigde me op een bank en verorberde een worstenbroodje, want wie zich per fiets voortbeweegt, dient bij tijd en wijle de inwendige mens te versterken, om niet aan een flauwte ten prooi te vallen. Als ik me niet vergis, noemt men dat een hongerklop in het wielerjargon.

Opeens ontdekte ik een vreemdsoortig monument, dat daar onlangs moest verrezen zijn, want ik had het nooit eerder opgemerkt: in slagorde opgestelde ijzerstaven die kasseien met afbeeldingen van als echte flandriens* bekend staande wielrenners torsen. Ik trad naderbij om met mijn mobieltje een foto van dat merkwaardige peloton te maken …

flandriens

… en toen ik even later naar mijn bank terugkeerde, zag ik nog net hoe twee kauwen de rest van mijn worstenbroodje buitmaakten en ermee in het struikgewas verdwenen.

*Wielrenners die behalve door een grote fysieke kracht, gekenmerkt worden door het vermogen om in ongunstige (weers)omstandigheden hun strijdlust te behouden, en daardoor uitermate geschikt zijn voor het rijden van de Vlaamse voorjaarsklassiekers.

The Author