Ooit

slapenDe deurbel rukte me uit mijn slaap. Het meedogenloze geluid zinderde nog na in mijn kop. Het was halfvijf in de morgen. Ik wankelde in slaapdronken toestand de trap af en stond even later in de hal.
─”Wie is daar?” riep ik, want ik ben een uiterst voorzichtig mens.
Ik woon namelijk in een nogal grimmig bos en naar men beweert zijn zulke samenscholingen van bomen de favoriete pleisterplaatsen van ongure elementen, die bovendien vaak het daglicht schuwen en daarom bij voorkeur ’s nachts bij iemand aanbellen. Er kwam geen antwoord, dus loerde ik door het spionnetje naar wat er zich buiten afspeelde. Dat viel in één woord samen te vatten: niets!

In het grillige prentenboek van mijn dromen gaat de deurbel wel vaker. Dat klinkt telkens zo realistisch dat ik ontwaak en me naar beneden begeef, om daar te ontdekken dat ik me opnieuw en nog maar eens heb laten misleiden. Ik neem me voor om bij een volgende gelegenheid gewoon in bed te blijven. Of bij nader inzien toch maar niet. Ooit ─ als mijn reet kauwgum kan kauwen ─ gaat de bel misschien echt en staat Eva’s fraaiste nakomelinge op de drempel, die dan ook nog ─ hoe is het godsterwereld mogelijk?! ─ bereid is om zich met mij te vleze te begeven. Ik wil niet het risico lopen om zo’n kans te laten liggen. Dat zou doodzonde zijn, toch?

The Author