Een robbertje liefde

ruzieHet stel dat de supermarkt verliet, zag er nogal slonzig, om niet te zeggen kaduuk uit. Ze waren kennelijk in een bijwijlen hoogoplopende redetwist verwikkeld. De man had een blik van gewapend beton en zwaaide met zijn armen alsof hij die wilde weggooien. Zij keek alsof ze zijn kop wel kon klieven en duwde met nukkig geweld een boodschappenwagentje naar een eveneens bouwvallige auto, waarvoor zelfs de benaming roestbak me nog te flatteus leek. Het is me een raadsel hoe men zulke krakkemikkige koekblikken door de technische keuring krijgt.

Hij haakte het touwtje los dat het deksel van de kofferbak op zijn plaats hield en ze begonnen mopperend en kiftend hun boodschappen in te laden. Toen hij iets te driest een krat pils naar binnen gooide, bezweek de vermoedelijk doorgeroeste bodem en die stortte zich in het gezelschap van hun aankopen op het asfalt onder de auto. Dat was het vonkje bij het gas. Grote hemel, hel en vagevuur! Ze ontstaken beiden in dolle drift, hetgeen ras in gooi- en smijtwerk resulteerde.

Plots kreeg het heerschap in de gaten dat ik hen zat te begluren en best wel van hun burleske genoot. Dat maakte de duivel in hem wakker. Duistere kwaadaardigheid befloerste zijn gezicht. Het leek erop dat hij naar me toe zou komen, dus ging ik er in straf tempo vandoor. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik hoe bloed onder de auto vandaan stroomde. Of was het wijn uit een gebroken fles? Soms speelt mijn fantasie me parten.

The Author