Gapers

Ik gebruik regelmatig de benenwagen, bijvoorbeeld om baldadig door herfstblaren te stappen en door weilanden te soppen, of om als Faust door wouden te zwerven, indien al niet zwijgend langs het strand van de bruisende zee te wandelen, zoals de oude priester Chryses me dat in lang vervlogen tijden, want in de Ilias van Homerus heeft voorgedaan. Rolt er pathos uit de wilde baren van het grote water?

Ook durf ik weleens op een fiets te klauteren, al blijf ik zelfs de modernste rijwielen hardnekkig een vélocipède noemen, gewoon omdat het veel mooier klinkt. Dan trap ik mezelf doorheen montere West-Vlaamse landschappen, met weiden als wiegende zeeën die groenen langs stroom en rivier, maar dan het liefst bergafwaarts en met de wind in ‘t gat, zoals dat hier heet. Tijdens zo’n tocht kwam ik onlangs bij een landelijke herberg terecht.

Daar viel mijn oog op het antieke uithangbord: Café De 3 Gapers. Naast die benaming prijkten de ietwat clowneske koppen van slechts twee gapende mannen. Door dorst gesloopt — dat heb je met fietsen — begaf ik me naar binnen. Ik bestelde een pils en gaf blijk van een scherpzinnig waarnemingsvermogen, door terloops op te merken dat slechts twee gapers het bord sierden en dat de maker ervan waarschijnlijk dronken geweest was, of anders niet kon tellen.
─”Bejjendoet!” antwoordde de waardin op ietwat smalende toon. “He stond hie toch no da bord te hoap’n, dus zieje hie d’n derd’n!”

In verstaanbare taal zei ze dus “Helemaal niet. Jij stond toch naar dat bord te gapen, dus ben jij de derde!”
Daarna begonnen de aanwezige klanten me het geval te ‘ikspliekeer’n’, want zo zijn West-Vlamingen: als ze vermoeden dat je niet al te snugger bent, zullen ze je met handen en voeten tekst en uitleg verstrekken, tot ze d’r bij doodvallen.

Zal ik mijn schrandere opmerkingen voortaan maar achterwege laten?

The Author