Rotgeintje

Het zal nog eens zo gaan dat ik de krantenkoppen haal omdat ik iemand vermoord heb, of toch dusdanig toegetakeld dat men enkel in een ziekenhuis de aangerichte schade kan herstellen. Ik ben nochtans allerminst een agressief mens en ik heb tot nu toe nooit slaande argumenten gebruikt, maar ik weet niet tot wat ik allemaal in staat ben als ik mijn zelfbeheersing verlies.

Aan een bureaustoel gekluisterd zijn, is niet echt bevorderlijk voor het welzijn van lichaam en geest, dus dwaalde ik gisteravond tijdens het hazengrauwen door het dorp, om mijn zinnen te verzetten. Tijdens mijn zwerftochten ben ik steevast in niet geringe mate verstrooid en durf ik zelfs in hogere sferen te vertoeven, waardoor hetgeen om me heen gebeurt grotendeels aan me voorbijgaat.

Een kennis van me, die zichzelf als de leukste thuis en misschien zelfs als een van de grappigste mensen ter wereld beschouwt ─ hoewel hij dat volgens mij helemaal niet is ─ merkte me op en verschool zich, haast knappend van de voorpret, achter de hoek van een huis. Diep in gedachten verzonken en me van geen enkel kwaad bewust kwam ik daar aangekeuteld. Sprong hij opeens tevoorschijn als de baarlijke duivel.
─“Boe!”

Ik slaakte een luide gil ─ whaaa! ─ en maakte een kraaienwip alsof er onder me een krachtige veer in werking trad. Ik kon me wel bedoen en het scheelde waarachtig niet veel of ik bedeed me.
─“Vuile lavementzak!” riep ik en ik moest me werkelijk inhouden om hem niet aan te vliegen. “Ingeblikte moeraskikker dat je bent!”
Het was slechts het begin van mijn scheldkanonnade. Ik ben al niet op mijn mondje gevallen in mijn gewone doen, maar als ik kwaad ben, haalt het ene woord het andere uit en weet ik geen maat te houden met verwijten en verwensingen.
─“‘t Was maar om te lachen”, verontschuldigde hij zich beteuterd.
─“Zie je mij lachen dan?” vroeg ik bijna schuimbekkend. “Ik schrik me ongeveer een hartverzakking, man! Je mag blij zijn dat ik je geen hengst voor je kop heb gegeven.”

Maar goed, een mens kan niet boos blijven en ter verontschuldiging wilde hij me per se op een biertje trakteren, dus zijn we kort daarna broederlijk een café binnengestapt.

Er is noch misdaad, noch wanbedrijf, wanneer de doodslag, de verwondingen en de slagen geboden zijn door de ogenblikkelijke noodzaak van de wettige verdediging van zichzelf of van een ander.

Dat lees ik in het wetboek van strafrecht. Ik pleit ervoor dat men daar de term ‘wettige schrikreactie’ aan toevoegt, want volgens mij is dat ook een vorm van noodweerexces.

The Author