Ons lenige Nederlands

Ik sta regelmatig voor de klas en probeer mensen die zich vooralsnog met tarzannederlands behelpen wat speelruimte in onze taal te geven. Het zal een week of wat geleden zijn dat ik ze als huistaak de opdracht gaf om een kort opstel over een leuk uitje te schrijven. Nauwelijks had ik die woorden uitgesproken of ik hoorde hoe iemand zich mopperend afvroeg wat er in vredesnaam leuk kon zijn aan een ui. Ik probeerde uit te leggen dat een uitje ook iets anders dan een bolgewas kon zijn, maar omdat er een Babylonische spraakverwarring dreigde te ontstaan heb ik toen maar de titel veranderd en gevraagd om wat over een leuk uitstapje te schrijven.

In een nog recenter verleden stond ik voor dezelfde klas. Septemberregens schreiden op de stad en de wind smeet het water zo doeltreffend tegen de ramen dat het kletterde. Iedereen beklaagde zich over het kladderige weer van dit tochtgat bij de Noordzee en ik probeerde de gemoederen te sussen.
─”Straks breekt de zon door”, zei ik.
─”Lieve deugd!” kreunde iemand. “Wordt het dan nog erger?”

The Author