Een geïmproviseerde vergadering

Ik heb geen enkele affiniteit meer met wat voor religie ook. Desalniettemin diende ik gisteren de naastenliefde te beoefenen en een van de lichamelijke werken van barmhartigheid uit te voeren: een zieke bezoeken. Te dien einde begaf ik me naar een uitgestrekte opslagplaats voor lichamelijk benadeelden, waar vrolijkheid meestal ver te zoeken is, behalve dan misschien in de buurt van de landingsbaan van de ooievaars die borelingen bezorgen.

Ik druilde echter naar een afdeling waar zich mensen ophielden die dusdanig in de versukkeling geraakt waren, dat ze welhaast slechtere toekomstperspectieven hadden dan een kreeft in een kookpot en al met grafmakersgeld in de hand liepen. Zo’n confrontatie met de vergankelijkheid van het leven grijpt nogal in het gemoed. In de lift, die me samen met een zestal anderen naar de montere wereld en de dartele zomer terugbracht, zag ik alleen maar bedrukte gezichten.

We stopten onderweg om een jongeman aan boord te nemen. Terwijl hij binnentrad, monsterde hij ons met een pokergezicht, knikte toen goedkeurend en zei afgemeten:
“Jullie vragen zich wellicht af waarom ik jullie hier bijeengeroepen heb …”
We waren verrast en het duurde dan ook even voor zijn woorden ingezonken waren, maar toen proestte ik het uit en meteen begonnen allen daar aanwezig vergenoegd te lachen.

Sommige mensen verblijden de wereld en hij is ongetwijfeld zo’n mens.

The Author