Badineren

Als je ooit moederziel alleen aan een tafel in een restaurant of een café vertoefde, zal je weten hoe snel je aandacht zich richt op een conversatie van mensen die zich in je buurt ophouden en te druk aan de praat zijn om te beseffen dat je luistervink speelt. Gisteren beoefende ik dat betrappen van de gesproken werkelijkheid in een nogal vette haptent, terwijl ik op sierlijke wijze een kip met mijn bestek probeerde te bevechten.

Zo’n drie meter bij me vandaan ging een tamelijk jong stel aan het kiften en het ene woord lokte vanzelfsprekend het andere uit.
─"Jij kunt een wijnfles ontkurken met je tong", bitste hij verongelijkt.
─"Ach, commandeer je hond en blaf zelf," antwoordde ze nijdasserig. "Denk je soms dat je de Zaligmaker bent?"
─"Wie?" had men hem kennelijk weinig roomse folklore opgelepeld.
─"De Zaligmaker", herhaalde ze en ter verduidelijking voegde ze eraan toe: "God!".
─"Nu je ’t zegt," monkelde hij. "Als ik aan het bidden ben, praat ik inderdaad tegen mezelf."

Hoewel het me toescheen dat het meisje bijzonder goed van de kweter gesneden was, kon ze dat toch niet meteen wisselen. Ik evenmin. Ze was verbaal klemgereden. Ik eveneens.

The Author