De dodensprong

De aflevering van CSI (Crime Scene Investigation) begon op nogal macabere wijze. Op een kerkhof zeulden kloeke mannen een doodkist richting graf, toen de bodem van dat ding het plots met veel gekraak begaf en niet één, maar twee lijken op de grond vielen. Dat wil een mens toch niet meemaken! En toch heb ik in een onzalig vroeger iets gelijkaardigs beleefd en daar wil ik jullie graag kond van doen. Ga vooral even zitten, want dit is niet mis. Gevoelige zielen kunnen nu misschien beter even het hoofd afwenden, of gewoon doorklikken naar een van mijn leukere schrijfsels.

Toen ik het flatgebouw betrad, kon ik niet meteen naar boven. Een van de bewoners — oud en der dagen zat — was aan algehele slijtage overleden en men probeerde hem net naar het dorp van de eeuwige vakantie te kruien. Dat ging niet van een leien dakje.

Wie zich met een doodkist in een trappenhuis waagt, vraagt om problemen. De begrafenisondernemer en zijn assistenten zagen er ook niet bepaald potige kerels uit. Maar goed … na wat gepruimel raakten ze voorbij de overloop en daalden ze niet zonder plechtstatigheid af. Je mag van ze zeggen wat je wil, maar lijkbezorgers hebben gevoel voor pathetiek. Ik stond in de hal en boog ingetogen het hoofd, mediterend over de vergankelijkheid van het leven. Een rechtgeaarde vloek — godverdomme! — haalde me brutaal uit mijn vrome overpeinzingen. Ik keek omhoog.

Wat zich toen voor mijn ogen voltrok, overtrof mijn stoutste fantasie en mijn verbeelding durft nochtans vleugelen aan te schieten als ik in vorm ben. Een van de dragers had vermoedelijk een letterlijke misstap begaan en maakte aanstalten om neer te storten. Wat doet een normaal mens in zo’n geval? Men laat de last los, teneinde armenzwaaiend het evenwicht te bewaren. Hij dus ook. Zijn collega’s, verrast door de plotse gewichtstoename, begonnen eveneens te wankelen. En zie … de kist maakte eerst een onzachte landing op de arduinen treden en dokkerde vervolgens met sneltreinvaart naar beneden. Er was geen houden meer aan. Met een doodsmak botste ze op de vloer en kantelde. Van de weeromstuit knalde het deksel open en … het dode heertje schoot als een duivel uit een doosje tevoorschijn en gleed in zijn zondagse pak naar me toe. Ik gilde als een konijn in de beet van een wezel en deinsde naar ik weet niet waar.
─”Zijn jullie nu helemaal van god los!?” riep ik verontwaardigd. ‘Gaan we d’r een beetje mee gooien, ja?’
Het opperhoofd der lijkdragers keek me aan, haalde de schouders op en sprak onbewogen:
─”Hij is dood, dus kan hij het hebben.”

Terwijl ik de trap oprende, bracht mijn hart een ode aan de mensen die gestorven zijn en te weinig applaus kregen. Het heertje had in zijn leven vermoedelijk niets opzienbarends verricht, maar … hij vertrok niet zonder slag of stoot. Alle worstjes op een stokje!

The Author