Nachtbrakers en fuifbeesten

In het holst van de nacht word ik zuur gewekt door hevig gebons op de deur van mijn woning. Ik ontstijg het ledikant, doe open en sta oog in oog met een starnakelzatte onbekende, die vraagt of ik hem even een zetje kan geven.
─"Ben jij nu helemaal van de pot geplukt!?" fulmineer ik. "Het is net drie uur geweest!"
Ik gooi de deur dicht en keer naar bed terug, maar daar krijg ik meteen spijt van mijn onheus optreden. Nog maar enkele maanden geleden diende ik immers zelf op een onwelvoeglijk uur bij volslagen onbekenden aan te bellen en hulp te vragen. Die mensen hebben me niet in de kou laten staan. Ik trek dus snel wat kleren aan en begeef me naar buiten.
─"Ben je er nog?" roep ik.
─"Ja!" hoor ik een stem in de duisternis.
─"Heb je dat zetje nog nodig?" vraag ik.
─"Graag!" klinkt het.
─"Waar zit je ergens?" wil ik weten.
─"Hier! Op de schommel in je tuin", lalt de man.

Wat voorafging is niet gebaseerd op waargebeurde feiten, maar ik ben wel reddeloos uit de plooi geraakt van het lachen.

The Author