Als het leven te kort wordt om voorzichtig te zijn

Weten jullie waarover ik spreek als ik het over een weerhuisje heb? Allicht wel. Dat is zo’n kitscherig sprookjesboekstulpje met een balkonnetje en twee poortjes. Als de weersvooruitzichten gunstig zijn, duikt er uit het ene poortje een vrouwtje op. Is er daarentegen slecht weer op komst, dan gebruikt een mannetje het andere poortje om tevoorschijn te treden. Er is die twee een vreselijk lot beschoren. Nooit zijn ze samen buiten, nimmer vertoeven ze samen binnen. Wat een leven! Als het een beetje meezit, staan ze weleens tegelijk in het deurgat, maar zodra een van hen aanstalten maakt om toenadering te zoeken, zullen de weergoden die poging in de kiem smoren.

Gisteren moest ik onwillekeurig aan zo’n weerhuisje denken toen ik de dorpstaferelen gadesloeg. Er was sneeuw gevallen en de wegen lagen er verraderlijk glad bij, maar wie verschenen er uit hun veilige en warme woningen? Inderdaad! Ouderlingen en mensen die slecht ter been zijn. Je ziet ze anders bijna nooit op straat, zelfs niet op zonnige zomerdagen, maar zodra de stoepen in die mate onbegaanbaar zijn dat je ieder moment een schuiverd kunt maken, openen ze hun deuren en moeten ze met zijn allen nodig op stap, om ik weet niet wat te halen of te doen.

Ik vermoed dat ze op die manier willen bewijzen dat ze nog meetellen. Wie in staat is gevaren te trotseren, kan men bezwaarlijk afschrijven of negeren. Als ze het geluk hebben na hun escapade heelhuids thuis te komen, bellen ze meteen vrienden of familie om die kond te doen van hetgeen ze gepresteerd hebben.
─”Is ‘t bij jullie ook zo glad?” vragen ze dan. “Hier is het erg hoor. Ik kom net van de winkel, want ik had een vlootje margarine nodig. Mensen lieve deugd! Als ik dat vooraf geweten had, was ik nooit vertrokken en had ik voor een keertje droog brood gegeten …”

The Author