Even dimmen, ja!

Ik scharrelde door Brugge. Afgaand op de bonte mix van met camera’s toegeruste personen die ik op mijn weg ontmoette, voldoet deze stad nog steeds in aanzienlijke mate aan het toeristische verwachtingspatroon. Het zal dan ook niemand verbazen dat ik plots een kanteraar op mijn pad aantrof. Nee, ik gebruik het verkeerde woord, want de jongen in kwestie was niet echt een straatzanger. Hij beperkte zich immers tot het betokkelen van een gitaar. Bovendien deed hij dat niet in een straat, maar op een van de talloze pleinachtige toestanden die Brugge rijk is, zodat ik me genoopt voel hem een pleinmuzikant te noemen, want ik ben een pietje-precies als het mijn moedertaal, het Nederlands, of mijn vadertaal, het Castellano, betreft.

Op niet onaardige wijze ontlokte hij het vermaarde thema uit The Third Man van Anton Karas aan het instrument. Ik voegde me bij het toehoorders die met iets van vertedering naar dat sprankelende riedeltje luisterden, tot opeens een nochtans liefdevol beroerde snaar er met een zieltogend geluidje ─ poing! ─ de brui aan gaf. Allen daar aanwezig gaven blijk van enig medeleven en de jongen begon met nerveuze vingers het euvel te herstellen, maar terwijl hij daarmee bezig was, weerklonk opnieuw een metalig protest, omdat een tweede snaar het begaf.

We zagen hoe de duivel van de weeromstuit bezit nam van de pleinmuzikant, die plots duistere kwaadaardigheid en smeulende dreiging uitwasemde. Hij greep de gitaar bij de keel … eh … bij de hals, verhief die hoog in de lucht als betrof het een voorhamer en sloeg het instrument als een razende geweldenaar aan gruzelementen op de kasseien. Consternatie alom.
─”Hu paard, je staat te schuimbekken!” huiverde de Nederlandse dame die naast me stond.
─”Tant qu’à faire des folies, autant les faire bien”, meende een ander.
De jongen gooide achteloos de brokstukken in een gitaarkist, klapte die dicht en vertrok.
─”Daar zijn serieuze kosten aan”, vond een van de toeschouwers en dat lieten we met zijn allen onweersproken.

The Author