Akkefietje

In een winkelstraat rijdt een auto een nietsvermoedende voetganger van de sokken. Hij bonkt uitbundig op de motorkap, zeilt vervolgens als een voddenpop door de lucht en belandt met een doodsmak op het onverbiddelijke asfalt, twee meter bij me vandaan. Ik beef van ontzetting. Tot mijn opluchting zie ik de jongen overeind krabbelen.

—“Ben je gewond?” vraag ik bezorgd.
Hij schudt het hoofd, huivert en plast dan zo voortvarend in zijn broek, dat het geloosde water dwars door de stof heen op zijn schoenen sijpelt.
—“Da’s van ontsteltenis”, beweert een van de toeschouwers die ons bloeddorstig omringen.
—“Kun jij godverdomme niet beter uit je doppen kijken?!” roept een ander naar de verbouwereerde chauffeur. “Ga elders rondraggen met dat snobvehikel van je! De straat is geen bowlingbaan!”
—“Haal er voor alle zekerheid maar politie bij!” waarschuwt iemand het slachtoffer. “Krijg je achteraf geen narigheid.”

Het arme joch kruipt haast in de grond van schaamte. Hij staart radeloos om zich heen met donkere tragédienne-ogen, draait zich dan met een ruk om en gaat pleite. Hinkend verdwijnt hij in een achterafsteegje. Daar staan we met zijn allen toch wel even van te kijken. De omstanders druipen ietwat teleurgesteld af …

The Author