Een leeg uurtje

─”Japanners zijn rare snuiters”, meende de dame die naast me aan tafel zat. “Ze bemoeien zich met alles en ze houden van onnatuurlijkheid. Ze kunnen geen plant of dier zien, of ze knoeien er met hun perverse handjes aan, tot er softenonachtige misvormingen ontstaan: goudvissen met blazige ogen in wrattenkoppen, het lichaam voorzien van vreemdsoortige schubben, wapperende vinnen en onbruikbare sluierstaarten; bomen die in hun groei gestuit zijn en van hun eerste jaar af zo verminkt worden dat ze na honderd jaar nog in een bloempotje passen …”
─”Dan zijn wij nog raardere snuiters”, stak ik de hand in eigen boezem. “Wij laten zelfs de tijd zijn gang niet gaan en moeten er, op bevel van hogerhand, twee keer per jaar een ingreep op toepassen die op velen, en alleszins op mij, een storende uitwerking heeft.”

Ik heb het al eerder gezegd en geschreven: dat gesjoemel met de tijd is niet goed voor mijn algemene welbevinden. Mijn hele kadaster raakt erdoor in de war. Het gooit mijn circadiaans ritme overhoop, het ontregelt de biologische klok die mijn leven bestiert en dan voel ik me pagadetterig. Ik pleeg ’s morgens omstreeks halfzes automatisch te ontwaken. Nu lig ik om halfvijf al te koekeloeren, hetgeen een onwelvoeglijk uur is.

We moeten met onze gore fikken van de tijd blijven, want laten we wel wezen: het is de enige vastigheid die ons rest. Afschaffen dus, die handel!

The Author