Als kaartenhuizen

Op een stralende ochtend in een late lente viel ik ten prooi aan overmoed. Met onoverwinnelijke tred stapte ik immers aan boord van een lift, die me met splijtende vaart naar de top van een van de ongeëvenaarde wolkenkrabbers van het World Trade Center in New York bracht. Daar, zo’n vierhonderd meter boven de begane grond, kon ik met volle teugen genieten van een werkelijk spectaculair uitzicht op Manhattan en in iets mindere mate van mijn hoogtevrees. Wat ik zag, staat voor altijd op mijn netvlies gegrift.

Om mijn fobie te tarten suisde ik ’s avonds naar de top van de andere toren. Daar schikte ik aan in het weergaloze restaurant Windows on the World, waar ik naast voortreffelijk voedsel opnieuw dat overweldigende panorama voorgeschoteld kreeg. Ik zal nooit vergeten hoe Lady Liberty onvermoeibaar naar me stond te wuiven. Ze bleef zwaaien toen ik me naar de belendende drankgelegenheid ─ The greatest bar on earth ─ verplaatste, omdat er nu eenmaal een speels besluit na een goed maal hoort. Ik prees me gelukkig dat ik daar op uitnodiging was en het hele festijn me geen drol kostte, want het kan haast niet anders of dat liep heel aardig in de papieren.

Drie maanden later, op een stralende ochtend in de late zomer, gingen die fameuze vensters op de wereld voorgoed dicht, toen ze door kroonvuur verpulverd tussen de tonnen puin op ground zero terechtkwamen.

Ik zit aan mijn schrijftafel en kijk naar een poster aan de muur: de nog niet door terroristen in gekaapte vliegtuigen aangetaste skyline van Manhattan in het schemeruur. Die prent heb ik tien jaar en enkele maanden geleden gekocht in het souvenirstalletje van het observatieterras, hoog in een van de torens van het World Trade Center, dat nu al tien jaar niet meer bestaat.

The Author