In het bos daar staat mijn huisje

We schrijven 8 september en dat is zwaluwen-afscheidsdag, althans volgens de folklore en de volksoverlevering. Aangezien ik opnieuw onderdak verleen aan drie nesten en de bewoners ervan geen aanstalten maken om nu al af te taaien ─ ik mag dan misschien een sterke verbeelding hebben, maar ik zie ze nog niet vliegen ─ kan ik volstaan met een verwijzing naar hetgeen ik hier verleden jaar in Vaert wel ende levet scone over deze heuglijke dag en mijn gevederde huisgenoten verkondigde.

Gisteren, tijdens mijn ochtendwandeling door de bossen die me meestal barmhartig omringen, maar soms ook omsingelen, zag ik tussen de bomen een rode schittering die daar volgens mij niet thuishoorde. Ik ging even poolshoogte nemen en stuitte op een zware motorfiets, die iemand daar enigszins gecamoufleerd had achtergelaten. Ik bracht de politie op de hoogte van mijn ontdekking en spoedig bleek dat de machine inmiddels als gestolen opgegeven was. Er verscheen prompt een agent om de boel in de gaten te houden. Lang hoefde hij niet te wachten. Rond de klok van tienen dook een jonge kerel op, die arglistig het bos insloop, waar men hem op heterdaad betrapte en meenam.

Ongelofelijk wat er allemaal in het wild rondloopt en zich bij nacht en ontij in bossen ophoudt. Al in lang vervlogen tijden maakten geduchte roversbenden deze contreien onveilig en kennelijk dwaalt hier nog steeds allerhande tuig van de richel rond: mensen die alleen ’s nachts voor de dag durven komen ─ de woordspeling is als zodanig bedoeld ─ en zich dan nog het liefst in uitbundige vegetatie verschuilen. Het zal nog eens zo gaan dat …

Ik heb voor alle zekerheid een soortement knuppel achter de deur staan. De boeven en moordenaars die me bedreigen, het gajes en de schoften, ja, zelfs de seksmaniakken die me willen verkrachten en aldus mijn jongensachtige onschuld bezoedelen, zullen allemaal met mijn grote knots kennismaken. Geen genade! Ik geef ze een hengst voor hun schalen, ik ruk ze de knieschijven af om ze als puck te gebruiken, ik mep ze tot pindastrooisel, ik …

Nee, ik moet er vooral niet aan denken of ik doe geen oog meer dicht en daar wordt een mens toch zo moe van, hè!

The Author