Vernissage

De omina waren ongunstig. Uit alles bleek dat ik een slechte afloop mocht verwachten van mijn bezoek aan die vernissage …

Op de uitnodiging die ik ontving, had men mijn personalia vermassacreerd. Hoewel ik het slechts matig apprecieer, heb ik ermee leren leven. Als je een niet inheemse naam voert, die bovendien voorzien is van accenttekens op ongebruikelijke letters, kan je er donder op zeggen dat men daar op vindingrijke wijze mee zal omspringen. Heet je werkelijk zo, of heeft de kat over je klavier gelopen? Ook in de tekst waarmee men me vriendelijk inviteerde, trof ik aan aantal kapitale taalfouten aan. Ik  spande me in om die te negeren, maar toch struikelde mijn blik telkens over die onvolkomenheden en ze bezorgden me een onbehaaglijk gevoel.

Ik besloot om mijn lichaam niet in een ernstig pak te kooien, maar me enigszins artistiek aan te todderen. Nee, niet met een boelewaaihemd of een vlinderdas en alleszins niet met een kunstenaarsflebbel rond mijn nek: zo’n onnozel zijden halsdoekje. Het scheren verliep stroef, door het tandenpoetsen moest ik bijna kotsen, ik kreeg wat aftershave in mijn oog … nee, ik stond niet echt te springen.

Ik vertrok dan ook met tegenzin uit mijn woning en bereikte twintig minuten later het bankgebouw waar de vernissage plaatsgreep. Vernissage … ik blijf het een vreemd woord vinden. Het heeft eigenlijk geen feestelijke klank en men zou het makkelijk als een term uit het bouwbedrijf kunnen beschouwen.

Ik betrad de tentoonstelling van een jongeman. Hij heeft het charisma van een zak kippenvoer met gebroken mais en onderneemt al jaren verwoede pogingen om per camera uitdrukking te geven aan zijn gevoelens. Helaas beschikt hij over geen greintje talent, maar wel over veel geld, waardoor de hongerdood hem allicht bespaard zal blijven. De expositie beantwoordde geheel aan mijn geringe verwachtingen. Ik heb zelden lelijkere foto’s gezien, maar gelukkig passeerden er volop dienbladen met frivole lafenis en kokette culibeetjes. Ik dwaalde daar wat rond, legde hier en daar mijn oor te luisteren en toen ik later naar huis terugkeerde, maakte ik de balans op:

─ het glimplebs dat het over bubbels heeft als het champagne of zelfs schuimwijn bedoelt, mag van mij in eersteklas naar de hel gaan.
─ personen die zich aan het tenenkrommende rochelen van ciaokes, mercikes en baaikes overgeven, mag men van mij met een taakstraf bedenken.
─ het versterkende prefix kei- klinkt potsierlijk als het aan 11-plussers ontsnapt.
─ ik koester achterdocht omtrent koppels die in het openbaar met het woord schatje pingpongen.

“¡Hola!” zei mijn Argentijnse logeergast toen ik thuiskwam.
“Miauw!” zeiden mijn katten.

Daar had ik vrede mee.

The Author