Zondebok

In dat café voeren ze mij telkens dronken.

Volgens mij is dat een redenering die kepers noch hanenbalken raakt. Extreme omstandigheden, zoals ontgroeningsceremoniën en andere martelpraktijken, niet te na gesproken, is er slechts één persoon die mij dronken kan voeren en dat ben ikzelf. Niemand vermag mij tot het innemen van alcohol te dwingen. Als ik het doe, dan is dat omdat ik het zelf wil.

Gisteren was er een dame die meende mij terecht te mogen wijzen, omdat ik haar man — waarmee ik bevriend ben — steevast dronken voerde als hij bij me op bezoek kwam. Dat liet ik vanzelfsprekend niet op me zitten, dus antwoordde ik dat mij geen schuld trof, waarna ik de bovengenoemde argumentatie aanwendde om me vrij te pleiten. Ze begreep het niet, hetgeen mij verbaasde, want ze is jong en lenig van geest en bovendien heeft ze een verstandige bril op de neus. Daarom denk ik dat ze me niet wilde begrijpen. Liefde is immers blind en kent vlek noch gebrek. Haar echtgenoot kan onmogelijk een zwakkeling zijn die geen maat weet te houden en nooit nee zegt als het krasse vloeistoffen betreft.

“Heb je wat te zuipen?” is meestal het eerste dat hij vraagt als hij bij me binnentreedt.

The Author