Koest!

Ik heb het hier al vaker aangekaart, meen ik me te herinneren. Als ik wandelend of fietsend over de wereldbol zwerf, hul ik me in een nimbus van peinzend zwijgen, ontstijg ik dit aardse tranendal en vertoef ik in de woelige sferen van mijn gedachten, waar ik eigenlijk liever niet gestoord word. Aangezien ik er nog niet in geslaagd ben om me tijdens die momenten via levitatie of een andere truc van dit ondermaanse los te rukken en derhalve fysiek aanwezig blijf, kan het gebeuren dat ik mensen ontmoet die mij kennen en mij willen begroeten, of zelfs een praatje met me maken. Dan daal ik, zij het soms zeer node, eventjes neer in de realiteit, om met een vriendelijke glimlach hun saluut te beantwoorden en, in voorkomend geval, wat over koetjes en kalfjes te keuvelen. Ik ben een honnet mens en men moet zich bukken om een bloem te kunnen plukken.

Wat mij echter geweldig stoort, is het groetend getoeter van auto’s die mij passeren. Dat is nergens voor nodig, want meestal herken ik de voorbijrijdende personen toch niet en bovendien ben ik absoluut niet in mijn nopjes met de herrie die ze veroorzaken. Tot nu toe heb ik dergelijk kabaal altijd met een zwaaiende hand beantwoord, maar vanaf morgen doe ik dat niet meer en zal ik zulke lawaaimakers straal negeren.

En dan richt ik nu een ernstige vermaning tot de blaaspoliep die mij vanmorgen stilletjes, want van achteren, met zijn auto besloop en me vervolgens met zo’n brutale claxonstoot bedacht, dat ik van pure schrik veel te ver de berm indook en me daar aan prikkeldraad bezeerde. Ik ben op dit moment nog niet helemaal bekomen van de hartverzakking die je me bezorgde. Als je me dat nog een keer lapt, zal ik op je motorkap springen en die stampvoetend een andere vorm geven. Je bent gewaarschuwd.

The Author