Poesie mauw

Harrejakkes, wat heb ik nu toch weer aan mijn fiets hangen? De pais en vree die meestal in mijn stulpje heerst, is nu ver te zoeken. Er gebeuren rare dingen rondom mij en ik weet er eigenlijk niet meteen raad mee.

Mijn oude, getrouwe lezers zullen het me allicht niet kwalijk nemen dat ik ten behoeve van de nieuwkomers eerst even in herhaling verval met een korte situatieschets. Ik deel mijn woning met drie katten van vrouwelijke kunne: een moeder — Dein Kluimpje — en haar volwassen dochters, Weeuwsnitje en Kootrapje. Jullie begrijpen ongetwijfeld dat dit de vermassacreerde namen van sprookjesfiguren zijn. Ze leven in goede verstandhouding met elkaar, weliswaar met zo nu en dan een woordenwisseling, die zich bij poezen beperkt tot verontwaardigde blaasgeluiden, klauwende poten en een zeldzame keer een ijselijke gil.

Zaterdag is het echter begonnen. Kootrapje — die een heel zelfstandig leven leidt en slechts zelden nood heeft aan blijken van genegenheid — voelde zich plots geroepen om aaipoes te spelen. Ze liep miauwend door het huis en zocht opdringerig toenadering tot haar familieleden. Die zagen zich telkens weer in hun slaap gestoord en gaven duidelijk uiting aan hun ongenoegen daaromtrent, maar Kootrapje liet zich niet afschrikken door die geërgerde reacties en bleef hun gezelschap opzoeken. Het duurde dan ook niet lang of er ontstonden vechtpartijen, die mijn tussenkomst vereisten.

Ik hoopte dat het vanzelf zou lauwen, maar we zijn inmiddels maandag en dat spelletje is nog steeds aan de gang. Ik ben ondertussen zo gespannen als het elastiek in mijn onderbroek. Kootrapje is hoegenaamd niet ziek. Wel integendeel! Ze rent als een hyperkinetische kip zonder kop door het huis, miauwt voortdurend en probeert zich telkens weer op lastige wijze tegen de andere poezen aan te vlijen. Alleen ’s nachts komt ze tot rust. Dan kruipt ze bij me in bed en ze schurkt zich zodanig tegen me aan dat ik wat opschik, maar dan schuift ze onmiddellijk met me mee. Ze heeft duidelijk behoefte aan lichamelijk contact, hetzij met mij, hetzij met haar soortgenoten. En dan is er nog die doos met oude lakens die in de logeerkamer staat. Daar heeft ze nooit eerder aandacht aan besteed, maar nu is dat haar toevluchtsoord. Ze draaft er iedere dag honderden keren naartoe om er zich even in te nestelen, want nog geen minuut later duikt ze weer op en gaat ze zachtjes miauwend op zoek naar ik weet niet wat.

Ik dacht eerst dat ze last had van seksuele lusten, maar ze wil zelfs niet naar buiten. Zou er hier sprake kunnen zijn van een schijnzwangerschap? Hoewel de dames me al negen jaar gezelschap houden, heb ik geen enkele ervaring met dat fenomeen. Zal ik toch maar weer de dierenarts bellen?

Nu ik erover nadenk: zou er zoiets als een ziekteverzekering voor dieren bestaan?

The Author