Slijpen

De ietwat onnozele situatie die ik hieronder schets, zal velen van jullie bekend voorkomen en daarom misschien een glimlach op jullie gezichten borstelen. Het mag dan zo zijn dat jullie ‘het’ ook al eens meegemaakt hebben, toch betwijfel ik ten zeerste dat het bij jullie net zo farcicaal eindigde als dat bij mij het geval was.

Ik bevond me gisteren in een tamelijk nauwe gang en er kwam iemand uit de tegenovergestelde richting naar me toe. Aangezien het onvermijdelijk was dat we elkaar zouden moeten kruisen, begon ik afwegingen te maken: zal ik naar links uitwijken, of naar rechts? Mijn tegenligger deed precies hetzelfde, zodat ons laveren op een linedance leek: dat bewegingspatroon waarmee cowgirls denkbeeldige aardappelen tot puree trappelen en waardoor cowboys verraden dat ze in hun vrije tijd een stel nichten zijn.

We bleven elkaar op afstand ontwijken en toen de confrontatie plaatsgreep, stonden we natuurlijk pal tegenover elkaar. Nu zijn er van die mensen die werkelijk goeie zin in ‘t leven hebben. Het plezier spat van ze af, er hangt als het ware een lach aan hun kont en het kost ze weinig moeite om de hele boel aan de gang te maken. Mijn medespeler was zo’n sympathieke guit, voorzien van bruine pretogen en met een zonnige lach op een faunesk gezicht. Hij grijnsde als een huzaar op vrijersvoeten, pakte me bij de schouders beet en begon zowaar een dansje met me uit te voeren, terwijl hij ook nog zelf voor de muziek zorgde:
─“Dans met mij de tango d’amore”, zong hij luidkeels en tijdens het rondje dat we maakten, kruisten we elkaar. “Ik hoop dat het voor jou net zo aangenaam was als voor mij”, zei hij toen en hij vervolgde zijn weg.

Ik was eerst een beetje beduusd, maar toen barstte ik geheel ontwapend in lachen uit. Mijn geschater klaterde door de gang. Het olijke stuk vlees draaide zich nog even om, stak zijn hand naar me op en verdween uit mijn gezichtsveld en mijn leven. Volgens mij zit die knul verschrikkelijk goed in elkaar.

Ships that pass in the night, and speak each other in passing …
Henry Wadsworth Longfellow

The Author