Zwiep Jeannette!

Ja, geachte dames en heren, beste meisjes en jongens, vandaag gaan we op blogreis. Ik neem jullie namelijk mee naar het gemütliche Oostenrijk, waar mijn gezelschap en ik op een hartveroverende zomerdag iets ten zuiden van het walsende Salzburg — eins zwei drei — halt hielden in het dorpje Werfen, dat op buitengewoon charmante wijze neerhurkte aan de voeten van een indrukwekkende burcht.

Tja, in het vaderland ontbreekt het ons geenszins aan burchten, dus lieten we dat versterkte kasteel links liggen en we begaven ons met sportieve tred naar het station, waar we plaatsnamen in een minibusje dat ons even later de nukkige bergen insleurde ─ zwiep Jeannette! ─ langs onbehouwen paden tussen smartelijk gespleten rotspartijen. Vijf kilometer later kwamen we opnieuw bij een station en daar bracht men ons onder in de hijsbak van een kabelspoor. Met kietelende buiken stegen we hemelwaarts ─ zwiep Jeannette ─ en kwamen er in het onverbiddelijke maanlandschap terecht dat zich op de foto hierboven voor jullie ontvouwt. Zien jullie ook dat lonkende hol in de rotswand? Daar moesten we wezen, want dat was de ingang van de fameuze Eisriesenwelt, ofte de ijsreuzenwereld: de grootste ijsgrotten van deze aardkloot.

De spelonk is met een poort afgesloten en als men die opent om bezoekers toe te laten, gulpt de kou met de kracht van een stormwind naar buiten, want daarbinnen besnuffelt de temperatuur het vriespunt, zelfs op een hete zomerdag. Men deelde lantaarns uit, men waarschuwde ons dat de paden en de trappen er vanwege het stage gedruppel van de ijsformaties bijzonder glibberig bij lagen … en daar gingen we. Ik was vanzelfsprekend de eerste in de rij, want ik ben altijd al een haantje-de-voorste geweest.

Mooi dat het daar was! Daar hebben jullie werkelijk geen gedacht van. Kristallen paleizen van onwezenlijke schoonheid … maar helaas moest er natuurlijk weer iemand de plechtige stilte van sprakeloze bewondering verstoren. Er weerklonk een luide gil die duizendvoudig door de grotten galmde en meteen daarop een dof gestommel dat echode als een eindeloze donder.

Moet ik jullie nog vertellen wie daar een slipper gemaakt had en ─ zwiep Jeannette! ─ van de trappen gerold was? Ik kwam ongehavend uit het avontuur, maar mijn ijdelheid was danig gekrenkt en ik zat van top tot teen onder de modder.

The Author