Klungelen

Nog niet zo lang geleden heb ik tijdens een opwelling van verstrooidheid mijn portefeuille in het postkantoor laten liggen. Toen ik dat een paar minuten later ontdekte en op mijn stappen terugkeerde, was het ding reeds verdwenen. Ik heb er nooit meer wat van vernomen.

Verleden week ben ik in een vlaag van zinsverbijstering per auto vertrokken, terwijl mijn nieuwe portefeuille zich op het dak van dat voertuig bevond. Een speurtocht achteraf leverde niets op, maar gisteren belde er een eerlijke vinder bij me aan. Helaas diende ik vast te stellen dat het geld foetsie was. Waarschijnlijk had iemand al eerder het ding opgeraapt en weer weggegooid na het zich toe-eigenen van de centen.

We verplaatsen ons nu naar de Alpen en meer bepaald naar de verrukkelijke Timmelsjochpas, waar ik enkele jaren geleden op een hoogte van 2.509 meter en pal op de grens van Oostenrijk met Italië in een als café ingerichte blokhut zit. Nadat ik mijn dorst gelest heb, stap ik in mijn auto en rijd Italië binnen. Ik begin aan de zeer gevaarlijke afdaling die me ongeveer 70 km verder en anderhalf uur later in de stad Merano brengt. Als ik daar voor een parkeerplaats moet betalen, kan ik mijn portefeuille nergens vinden en kom ik tot de bijzonder onaangename vaststelling dat ik die tijdens mijn vorige halte moet achtergelaten hebben. Het gaat om een behoorlijke schep geld en al mijn documenten, dus moet ik terug naar omhoog, ook al is de kans dat ik mijn bezittingen zal kunnen recupereren bijzonder klein. Bovendien besnuffelt mijn benzinemeter het rode vakje en zit het er dik in dat ik halverwege de klim zal stranden. Niettemin schiet ik me de bergen in. Ik duik tunnels in en uit, scheur door haarspeldbochten, boor me door enge kloven, laat me tot gewaagde inhaalmanoeuvres verleiden … en dan bereik ik opnieuw de blokhut op de Timmelsjoch, bijna vier uur nadat ik er vertrokken ben.

Nog voor ik wat heb kunnen vragen, haalt de man achter de tapkast mijn portefeuille tevoorschijn en legt ze voor me neer.

Alles steekt er nog in, tot de laatste cent. Jodelaliehie! Ik mag ze wel, die Oostenrijkers.

The Author