Mijn meisjes

Hebben jullie ooit van een rattenkoning gehoord? Ik denk dat jullie daar voor het merendeel ontkennend moeten op antwoorden. Het is immers een uiterst zeldzaam fenomeen. Sinds de middeleeuwen zijn er amper een veertigtal rattenkoningen ontdekt, waarvan slechts één in Belgenland.

Een rattenkoning bestaat uit een aantal jonge ratten, waarvan de staarten dusdanig in elkaar verward zijn geraakt dat ze een onlosmakelijke knoop vormen. Daardoor kunnen die arme beesten geen kant meer op en zijn ze ten hongerdode opgeschreven. Wie meer over dit trieste, maar toch ook merkwaardige verschijnsel wil lezen, zal op internet wel zijn gading vinden.

Ik gebruik De Rattenkoning als werktitel voor hetgeen ik op dit moment aan het schrijven ben: een verhaal over enkele jonge mensen, van wie de levens zich in die mate verstrengelen dat ze niet meer in staat zijn hun eigen gang te gaan. Ik was daar vannacht mee bezig … Nu ja, ik zat aan mijn schrijftafel voor te wenden dat ik in drukke werkzaamheden verwikkeld was, maar eigenlijk fladderden mijn gedachten van hot naar haar en van het kastje naar de muur. Dat overkomt me wel vaker en aangezien ik mijn eigen baas ben, heb ik daar geen probleem mee en jullie waarschijnlijk ook niet.

Terwijl ik lustig mijmerde, viel mij plots de afwezigheid van mijn drie poezen op. Zowel de moeder als haar beide dochters plegen zich ’s avonds in mijn bureau te vestigen om me gezelschap te houden en stilzwijgend het vaak onstuimige ontstaan van mijn artistieke scheppingen gade te slaan, maar gisteren was dat niet het geval. Ik ging naar ze op zoek en dat moet je vooral niet onderschatten, want ze hebben zich in de loop der jaren een aantal weinig voor de hand liggende schuilplaatsen toegeëigend, die zich dan ook nog meestal op bijna onbereikbare plaatsen bevinden, zodat ik moet kruipen of klimmen, want ze reageren nooit op mijn lokkend geroep. Dat vinden ze beneden hun waardigheid.

Ik scharrelde ongeveer een kwartier in allerhande vreemde houdingen door mijn woning, betrad toen de slaapkamer … en daar klonterde het gezinnetje samen in het centrum van het bed, de kontjes op aandoenlijke wijze tegen elkaar aangeschurkt en de staarten … Ik schrok even, maar herademde toen ik nergens een knoop ontwaarde. Ze richtten de kopjes op, keken me aan met een bijna tedere blik in hun anders zo strenge ogen … en toen werd mijn hart warm van redeloze genegenheid. Mijn kattenkoning! Ze mogen bij mij een potje breken … en hoewel ze dat ook doen, zijn ze voorlopig het enige gezelschap dat ik dag en nacht om me heen kan velen.

The Author