Tikkertje

Ik heb in de hal een bijzonder aardig meubeltje te pronk staan: een hoogbenig tafeltje van met koper ingelegd mahoniehout, dat in lang vervlogen tijden aan betovergrootmensen heeft toebehoord en dat men nu dus als antiquiteit brandmerkt.

Wie voor het eerst bij mij binnentreedt, slaakt vaak — indien al niet over het algemeen — een kreetje van bewondering.
─”O, wat een snoezig ding”, hijgen ze dan, of toch iets van die strekking.
Dan zwel ik van trots en zeg:
─”Meer dan tweehonderd jaar oud.”
Waarna ik ontzwel, zodat we kunnen overgaan tot hetgeen waarvoor die persoon gekomen is, wat dat ook mag wezen.

Ik heb vannacht tot laat zitten … eh … werken en ben pas rond een uur of twee naar mijn mand gegaan. Ik was nog maar net neergestreken of ik hoorde een zeer onheilspellende herrie … en kon even later de schade opmeten. Mijn poezen hadden van mijn afwezigheid misbruik gemaakt om diefje-met-verlos te spelen, of krijgertje, of een ander brutaal spelletje dat enkel door katten beoefend wordt en waarbij ze elkaar hevig achterna moeten zitten. Allicht hadden ze met zijn drieën mijn antieke tafeltje besprongen, waardoor een van de ranke en derhalve frêle poten het begeven had … en aangezien dergelijke kunstwerken zich niet op drie benen overeind kunnen houden …

Ik had tot vannacht in de hal een bijzonder aardig meubeltje te pronk staan … en nu staat het er niet meer.

The Author