Vadertje spelen

Astrid, zeven jaar jong en al een pittig tantetje, kwam thuis van school en haar moeder begon gelijk interesse te veinzen voor haar prestaties aldaar. Ze had zich laten gezeggen dat ouderlijke belangstelling in hoge mate bevorderlijk was voor de goede gang van zaken tijdens het leerproces en daarom aanbeveling verdiende.
─”En wat heb je vandaag allemaal geleerd?” informeerde ze.
─”Over de vlucht naar de diepte”, verklapte Astrid.
─”Welke vlucht?”
─”De vlucht naar de diepte”, herhaalde het meisje gewillig.

Toen ook de derde poging hetzelfde antwoord opleverde, blikte de moeder me schichtig aan. Ik probeerde met een paar gerichte vragen licht in de duisternis te brengen, vernam hoe een geduchte kindermoordenaar de kleine Jezus naar het leven stond, waardoor Maria op een ezel plaatsnam en met Josef …
─”Het gaat over de vlucht naar Egypte”, wist ik opeens.
De moeder staarde me eerst sprakeloos aan en zei toen:
─”’t Verbaast me dat een heiden als jij dat verhaal kent.”

Vervolgens begon Astrid het liedje te kwelen dat ze op school geleerd had:
─”De herdertjes lagen bij nachte, ze lagen bij nacht in het veld …”
Haar moeder viel in, fier dat ze eindelijk kon bewijzen hoe goed ze zich van haar ouderlijke taak kweet.
─”Ze hielden vol trouwe de wachte, ze hadden hun schaapjes geteld.”
─”En? Hoeveel schaapjes waren er eigenlijk?” vroeg Astrid ietwat ongeduldig.

De moeder keek me aan. Haar ogen drukten een soort dierlijke radeloosheid uit: de wanhoop van de stervende kat.
─”Zeshonderd drieëntachtig”, zei ik.

En Astrid was daar tevreden mee.

The Author