Jeugdsentiment

Morgen duiken we met zijn allen de zes donkere weken in en naar aanleiding daarvan schoten er me gisteravond plots een paar anekdotes te binnen, die me danig in het gemoed grepen, wellicht omdat mijn ouders er een rol in spelen. Ze zijn weliswaar al vele jaren geleden gestorven, maar hun dood heeft een nooit geheelde barst in mijn leven veroorzaakt en soms worstel ik nog met de rafels van de rouw.

In verband met de donkere zes weken sleet mijn moeder onderstaande wijsheid aan eenieder die het horen wilde en dat deed ze vanzelfsprekend in het sappigste West-Vlaams, dat voor velen van jullie koeterwaals is en dat ik daarom van een vertaling voorzie:

Achtre de doenkre zes week’n lang’n de doah’n iest met e tumelette van ne luus en tonne met e sproengsje van e vlooje.

Na de donkere zes weken lengen de dagen eerst met een koprol van een luis en daarna met een sprongetje van een vlo.

Mijn vader sprak een moeizaam Nederlands, maar desalniettemin durfde hij zich af en toe aan een woordspeling te wagen, zij het vermoedelijk onbedoeld en met een wel zeer vervaarlijk accent. Op een winterse dag stond hij eens naar de hemel te turen en toen zei hij:
─”Vanavond komt de vorst.”
─”Je meent het!” wendde mijn moeder grote ontsteltenis voor. “En ik heb natuurlijk niets in huis om Zijne Majesteit te verwelkomen.”

Hoelang is dat wel niet geleden? Mais où sont les neiges d’antan?

Beweert men niet dat jeugdsentiment doorgaans de eerste ouderdomskwaal is?

The Author